Dossier: Intellectuele-eigendomsrecht


HR 14 juni 2013, LJN CA2788 (Cruijff/Tirion)

1. Niet geldt als uitgangspunt dat voor openbaarmaking van een (niet in opdracht vervaardigd) portret de geportretteerde steeds voorafgaande toestemming moet geven.
2. Is bij een geportretteerde met verzilverbare populariteit enkel sprake van een zodanig belang en is geen sprake van omstandigheden die rechtvaardigen om aan dat belang voorbij te gaan, dan kan bij de beoordeling een belangrijke rol spelen of een redelijke vergoeding is aangeboden. De vergoeding zal recht moeten doen aan de mate van populariteit of bekendheid van de geportretteerde en in overeenstemming dienen te zijn met de waarde van het exploitatiebelang van de geportretteerde in het economisch verkeer. (meer…)

HR 7 juni 2013, LJN BZ4115 (X/Centrafarm c.s.)

(1) Een stof waarvan de samenstelling en mogelijke eigenschappen op zichzelf bekend zijn en die om die reden op voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek, kan desondanks niet voor de hand liggend zijn en daarom octrooieerbaar, als uit de stand van de techniek op de prioriteitsdatum geen werkwijze bekend is om die stof te verkrijgen en met de geclaimde werkwijze derhalve voor het eerst die stof kan worden verkregen op een inventieve wijze. (2) Eiser tot cassatie kan in beginsel na het verstrijken van de cassatietermijn geen nieuwe klachten aanvoeren. Dit kan betekenen dat ook in het principale beroep aanstonds (voorwaardelijke) klachten (moeten) worden geformuleerd, in anticipatie op mogelijk slagende klachten in een incidenteel beroep. (meer…)

HR 31 mei 2013, LJN BZ1983 (Apple/Samsung)

(1) Bij de beoordeling of een model een eigen karakter heeft, mag worden vergeleken met meer dan één anticiperend model, en dus met het vormgevingserfgoed. (2) De beschermingsomvang van een geldig model is afhankelijk van de afstand tussen het model en eerdere soortgelijke modellen, en is ten opzichte van latere modellen niet groter dan de afstand tussen het model en eerdere soortgelijke modellen. (3) Proceskosten gemaakt voor een niet behandeld voorwaardelijk incidenteel beroep dat samenhang heeft met het principale beroep komen niet in aanmerking voor vergoeding ex art. 1019h Rv. (meer…)

HR 12 april 2013, LJN BY1533 (Hauck/Stokke)

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over de uitleg van de bepaling dat merken niet uitsluitend mogen bestaan uit een vorm die door de aard van de waar wordt bepaald of die een wezenlijke waarde aan de waar geeft. (meer…)

HR 12 april 2013, LJN BY1532 (Stokke/Fikszo)

1. Bij de vergelijking van de totaalindrukken tussen twee werken van toegepaste kunst zijn de auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk bepalend. Onbeschermde elementen kunnen hierbij (slechts) meewegen voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de “werktoets” beantwoordt. 2. Het is mogelijk dat een bewerking van een werk daarvan noch een verveelvoudiging vormt, noch een bewerking die een nieuw, oorspronkelijk werk is. (meer…)

Cassatieblog.nl