Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 29 juni 2012 ECLI:NL:HR:2012:BU5630

In deze zaak heeft de faillissementscurator van Yukos Oil na het instellen van hoger beroep de hoedanigheid van curator verloren doordat het faillissement is geëindigd. Daarmee had de curator belang verloren bij voortzetting van de appelprocedure, nu na het verlies van deze hoedanigheid geen enkele veroordeling uit deze procedure tegen de (voormalig) curator ten uitvoer kan worden gelegd. Het hof had daarom de curator in hoger beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren. Ook in zijn cassatieberoep is de curator niet-ontvankelijk. (meer…)

HR 29 juni 2012, LJN BW1981 (Melfund/Wagram)

Indien de door gedaagde tegen een bepaalde uitleg van de overeenkomst aangevoerde verweren vooralsnog niet inhoudelijk zijn beoordeeld is de uitleg waartoe de rechter voorshands, uitgaande van de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de bewoordingen van de overeenkomst, is gekomen vatbaar voor tegenbewijs door de gedaagde. Aan diens aanbod tot tegenbewijs mogen in dat geval in beginsel geen bijzondere eisen worden gesteld.  (meer…)

HR 29 juni 2012, LJN BW1259 (X/Auto-Campingsport Deurne) en
HR 29 juni 2012, LJN BW1260 (Kratos/Gulf Oil)

De schorsing van de executie van dwangsommen door de voorzieningenrechter is een wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom dat de verjaring van de dwangsomvordering schorst. Het instellen van een rechtsmiddel tegen de veroordeling waarbij de dwangsom is opgelegd, stuit de verjaring niet. (meer…)

HR 22 juni 2012, LJN BW9067 (N.V. Zeedijk/Heineken Nederland B.V.)

Niet de kwalificatie die de interveniërende partij zelf aan haar processuele hoedanigheid heeft gegeven, maar de beoordeling van haar processuele positie door de rechter aan de hand van haar opstelling in het geding is beslissend voor haar processuele hoedanigheid. Het hof heeft kennelijk en terecht de interveniërende partij Damu beschouwd als gevoegde partij aan de zijde van Heineken, nu deze partij het door Heineken gevoerde verweer steunde en ook zelf verweer tegen de vordering heeft gevoerd.  (meer…)

HR 22 juni 2012, LJN BW5695 (ABN AMRO/X)

Na een ontslag op staande voet kan een werknemer gedurende een half jaar de nietigheid van dat ontslag inroepen (art. 9 lid 3 BBA). Een beroep van een werkgever op deze vervaltermijn kan – hoewel daaraan in beginsel strikt de hand moet worden gehouden – onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Bij de honorering van een beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid moet  de rechter grote terughoudendheid betrachten; nog meer dan bij de toepassing van art. 6:248 lid 2 BW in het algemeen al het geval is. (meer…)

HR 22 juni 2012, LJN BW4006 (Pharmachemie/Glaxo)

Het begrip “aanbieden” in art. 53 lid 1 ROW 1995 moet ruim worden opgevat. Het staat een geneesmiddelenproducent niet vrij om, nog voor het verstrijken van de geldigheidsduur van een octrooi op een bepaald geneesmiddel, bekend te maken dat hij op afzienbare termijn op de markt komt met een generieke variant daarvan. Een vordering tot vergoeding van proceskosten op de voet van art. 1019h Rv kan ook zonder tijdige specificatie worden toegewezen, als de wederpartij heeft laten weten geen opmerkingen te hebben over het (te laat) gespecificeerde bedrag. (meer…)

Cassatieblog.nl