

Geen erkenning Russisch faillissementsvonnis in Yukos-zaak
HR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:54
Deze zaak betreft de vraag of in Nederland de erkenning van het in Rusland uitgesproken faillissement van Yukos (verweersters in cassatie) kan worden geweigerd wegens strijd met de openbare orde. Eerder oordeelde de Hoge Raad (en ook andere rechtbanken en hoven) over andere aspecten van dit faillissement, maar de hoofdvraag over erkenning is nog niet aan de orde gekomen. De kogel is nu door de kerk: het faillissement wordt in Nederland niet erkend. Lees meer…

Prejudiciële beslissing HR grond voor wijziging kinderalimentatie ex art. 1:401 lid 4 en 5 BW
HR 21 december 2018 ECLI:NL:HR:2018:2381
De prejudiciële uitspraak van de Hoge Raad van 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011 inzake alleenstaande ouderkop kan een wijzigingsgrond opleveren in de zin van art. 1:401 lid 4 of 5 BW. Lees meer…

Een faillissementsaanvraag kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 2:248 BW
HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2370
Het in strijd met art. 2:246 BW aanvragen van het faillissement van de vennootschap kan onder omstandigheden tevens de belangen van de gezamenlijke schuldeisers schaden en op die grond aangemerkt worden als kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in de zin van art. 2:248 lid 1 BW. Lees meer…

Reikwijdte coulancebepaling art. 485a lid 2 Rv
HR 21-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2422
Een schuldeiser als bedoeld in art. 482, tweede lid Rv, kan zijn vordering ook nog na de in dat artikel bedoelde termijn aanmelden mits hij daarbij een redelijk belang heeft en hij de daardoor veroorzaakte kosten en schade voor zijn rekening neemt en deze tot een door de rechter-commissaris voorlopig te begroten bedrag onverwijld stort bij de bewaarder van de executieopbrengst. Dat geldt tot het moment van sluiting van het proces-verbaal van verdeling en ongeacht of de schuldeiser al eerder een vordering heeft aangemeld. Lees meer…

Cassatietermijn 8 dagen bij beschikking kantonrechter op verzet ex artikel 4:218 lid 3 BW
HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2393
Er staat geen hoger beroep open tegen een beschikking van de kantonrechter op een verzet tegen een uitdelingslijst van een nalatenschap (ex artikel 4:218 lid 3 BW). Op grond van artikel 4:218 lid 5 BW juncto artikel 187 lid 1 Fw moet er binnen 8 dagen cassatieberoep tegen een dergelijke beschikking worden ingesteld. Het feit dat in artikel 4:218 lid 5 BW is opgenomen dat de in de Faillissementswet opgenomen voorschriften “zoveel mogelijk” van overeenkomstige toepassing zijn, doet daar niet aan af. Lees meer…

Op Hoge Raad rustte geen verplichting tot het stellen van prejudiciële vragen
HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2396
De Hoge Raad oordeelt over een eerder door hem gewezen arrest: (1) Op de Hoge Raad rustte geen verplichting tot het stellen van prejudiciële vragen; (2) De enkele stelling dat de rechter de bedoelde verplichting niet is nagekomen, volstaat niet voor het vestigen van staatsaansprakelijkheid; (3) Nu de wet geen andere cassatierechter kent, en gelet op de samenstelling van de zetel die dit arrest heeft gewezen, kunnen klachten dat de Hoge Raad niet geschikt zou zijn om te oordelen in een zaak over staatsaansprakelijkheid voor rechtspraak gewezen door de Hoge Raad, niet slagen. Lees meer…

Wie alleen aanvulling (art. 32 Rv) wil, kan geen cassatieberoep instellen
HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2369
Een cassatieberoep waarin alleen wordt geklaagd over niet beslissen over een deel van het gevorderde, is op grond van art. 399 Rv niet-ontvankelijk. Zijn in cassatie ook andere klachten aan de orde gesteld, dan bestaat voor niet-ontvankelijkheid op die grond geen aanleiding. Lees meer…

Ongeoorloofde ongelijke behandeling van niet-Nederlanders bij toepassing Nederlandse huwelijksgoederenregime?
HR 21 december 2018 ECLI:NL:HR:2018:2379
In het geval een verschil zich voordoet tussen Nederlandse en niet-Nederlandse erflaters wat betreft hun bekendheid met en toegang tot een regel van Nederlands huwelijksvermogensrecht, bijvoorbeeld bij de uitsluitingsclausule uit art. 1:94 lid 2 onder a (oud) BW, dan kan een beroep worden gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De enkele omstandigheid dat het op de erfrechtelijke verkrijging toepasselijke buitenlandse recht niet een algehele gemeenschap van goederen als huwelijksvermogensregime kent of tot uitgangspunt neemt, volstaat in dat verband niet. Lees meer…

Enkele procedurele vereisten bij het uitspreken van de vervroegde onteigening
HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2380 (Eigenaren/gemeente Pijnacker-Nootdorp)
(i) Met de invoering van de vervroegde onteigening en de vervroegde plaatsopneming is door de wetgever tijdswinst beoogd. Dat doel kan ook worden gediend als beide procedures kort na elkaar aanhangig worden gemaakt, en het staat de onteigenende partij dan ook vrij dit te doen. (ii) Als de rechtbank de vervroegde onteigening uitspreekt, moet zij daarbij ook (in het dictum) de onteigenende overheid veroordelen om bijkomende voorzieningen (zoals een aanbod tot voortgezet gebruik) gestand te doen. Lees meer…

Uitleg bedrijfstakregelingen in de Metaal en Techniek
HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2363
De bedrijfstakregelingen in de Metaal en Techniek zijn van toepassing als, naar overeengekomen arbeidsuren gemeten, bij een werkgever méér werknemers betrokken zijn bij de in de werkingssfeerbepalingen bedoelde werkzaamheden dan bij werkzaamheden die gerekend moeten worden tot een andere bedrijfstak. Hierbij geldt dat onder de woorden (werknemers die) “betrokken zijn bij” (de in de deze regelingen omschreven werkzaamheden) dient te worden verstaan dat de desbetreffende werknemers zich bezighouden met die werkzaamheden dan wel werkzaamheden verrichten die daaraan dienstbaar zijn. Lees meer…