‘Contractwisseling’ in de zin van art. 38 CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf?

‘Contractwisseling’ in de zin van art. 38 CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf?

HR 9 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:180

Aan de omstandigheid dat art. 38 van de CAO in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf ertoe strekt de betrokken werknemers te beschermen tegen de gevolgen van een heraanbesteding voor hun werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat een biedingsprocedure geïnstigeerd door een curator (en niet door de oorspronkelijke werkgever), onder het toepassingsbereik van art. 38 CAO valt, zonder dat daarvoor in de tekst of toelichting bij art. 38 CAO steun is te vinden. Lees meer…

Wet Bopz: geen afstand van het recht op rechtsbijstand bij mondelinge behandeling rechterlijke machtiging

Wet Bopz: geen afstand van het recht op rechtsbijstand bij mondelinge behandeling rechterlijke machtiging

HR 2 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:146

In zaken waar het gaat om onvrijwillige opname in een psychiatrisch ziekenhuis mag afstand van het recht op rechtsbijstand niet te snel worden aangenomen. In deze Bopz-zaak heeft de rechtbank ten onrechte een voorlopige machtiging verleend nadat de zaak buiten aanwezigheid van de advocaat mondeling was behandeld. Lees meer…

Uitleg kettingbeding in leveringsaktes

Uitleg kettingbeding in leveringsaktes

HR 2 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:148

Voor de uitleg van een kettingbeding tussen partijen waarbij het kettingbeding in de overeenkomst is opgenomen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van hun overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang zijn (de Haviltex-maatstaf). Voor successieve opvolgers van één van de partijen dient dezelfde maatstaf te worden gehanteerd. Dit verschilt wezenlijk van de situatie waarbij een kettingbeding wordt uitgelegd in de verhouding met derden, daar wordt de geobjectiveerde partijbedoeling als maatstaf gehanteerd. Lees meer…

Curatele; anticiperende toepassing Haags verdrag bescherming volwassenen

Curatele; anticiperende toepassing Haags verdrag bescherming volwassenen

HR 2 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:147

Gelet op het (grotendeels) ontbreken van een regeling in het commune internationaal privaatrecht en mededelingen van de zijde van de regering over het uitblijven van ratificatie van het Haags verdrag inzake internationale bescherming van volwassenen (HVV), moet worden aanvaard dat in voorkomend geval ruimte bestaat voor anticiperende toepassing van bepalingen uit het HVV. Om dezelfde reden bestaat er geen bezwaar de regels van het HVV toe te passen in geval van een rechterlijke beslissing uit een land dat geen partij is bij het verdrag (Spanje). Lees meer…

Stuiting verjaring door aansprakelijkheidserkenning verzekeraar ex art. 3:318 BW

Stuiting verjaring door aansprakelijkheidserkenning verzekeraar ex art. 3:318 BW

HR 26 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:108

Indien de verzekeraar rechtsgeldig namens de verzekerde de aansprakelijkheid voor schade heeft erkend en vervolgens met de benadeelde in onderhandeling is getreden over de schadeafwikkeling, mag de benadeelde erop vertrouwen dat de verzekeraar bij de schadeafwikkeling optreedt als vertegenwoordiger van de verzekerde. Voor een eventuele erkenning door de verzekeraar (namens de verzekerde) als grond voor stuiting van de lopende verjaring, is voldoende de erkenning dat de benadeelde aanspraak heeft op een hogere vergoeding dan reeds (onder voorbehoud) is betaald. Lees meer…

Verschuldigdheid wettelijke rente bij schadevordering uit onrechtmatige daad

Verschuldigdheid wettelijke rente bij schadevordering uit onrechtmatige daad

Hoge Raad 26 januari 2018 ECLI:NL:HR:2018:107

Indien onrechtmatig is gehandeld in een bepaalde periode, kan de vordering tot vergoeding van de geleden schade niet reeds vóór die periode opeisbaar zijn geworden. De insolventieadviseur is daarom ingevolge art. 6:83 aanhef en onder sub b BW niet in verzuim, zodat de wettelijke rente niet vanaf die datum verschuldigd is. Lees meer…

Eigendom van elektriciteitsnet en belang bij vestiging van opstalrecht met betrekking tot bestanddelen daarvan

Eigendom van elektriciteitsnet en belang bij vestiging van opstalrecht met betrekking tot bestanddelen daarvan

HR 5 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:1 en ECLI:NL:HR:2018:12 (Chemours/Stedin)

1) Uit de parlementaire geschiedenis van art. 5:20 lid 2 BW volgt dat de vraag wat behoort tot een net waarvan een definitie in een bijzondere wet is opgenomen, dient te worden beantwoord aan de hand van die definitie in die bijzondere wet. Deze definitie geeft in zoverre uitdrukking aan de heersende verkeersopvatting betreffende de vraag wat als bestanddeel van een net aangemerkt moet worden. De eigenaar van een net heeft een rechtens te respecteren belang bij de vestiging van een opstalrecht voor bestanddelen van dit net om het aan art. 5:21 BW ontleende exclusieve gebruiksrecht van de eigenaar van de grond te doorbreken.
2) Indien bestuursrechtelijke procedures leiden tot besluiten met formele rechtskracht, dient de burgerlijke rechter weliswaar uit te gaan van de rechtsgeldigheid en rechtmatigheid van die besluiten, maar is hij niet gebonden aan de inhoudelijke overwegingen die aan de besluiten ten grondslag zijn gelegd.

Lees meer…

Prejudiciële beslissing, opnieuw: openbare orde en verkrijging Nederlanderschap

Prejudiciële beslissing, opnieuw: openbare orde en verkrijging Nederlanderschap

HR 19 januari 2018 ECLI:NL:HR:2018:59

De erkenning van verzoeker door een Nederlandse gehuwde man heeft noch ten tijde van die erkenning, noch op enig tijdstip nadien tot gevolg gehad dat verzoeker ingevolge de Rijkswet op het Nederlanderschap (art. 4, oud en huidig) het Nederlanderschap heeft verkregen. Lees meer…

Nederlands stelsel van huur(prijs)bescherming woonruimte niet strijdig met art. 1 EP

Nederlands stelsel van huur(prijs)bescherming woonruimte niet strijdig met art. 1 EP

HR 26 januari 2018 ECLI:NL:HR: 2018:109 en ECLI:NL:HR:2018:110

De rechtspraak van het EHRM biedt geen steun voor de opvatting dat de Nederlandse wetgever in algemene zin geen fair balance heeft getroffen tussen de door hem met het stelsel van huur(prijs)bescherming nagestreefde doelen enerzijds en de belangen van particuliere verhuurders van woningen in de sociale sector anderzijds. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl