Ontstaansmoment loonvordering zorgverlener

Ontstaansmoment loonvordering zorgverlener

HR 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2901 (Famed/Kreikamp q.q.)

Een redelijke toepassing van art. 7:461 BW brengt mee dat ingeval in het kader van een geneeskundige behandelingsovereenkomst meerdere, als zodanig identificeerbare en op geld waardeerbare deelprestaties kunnen worden aangewezen, na verrichting van elk van die deelprestaties een daarmee corresponderende vordering tot betaling van loon ontstaat. Lees meer…

Enkelvoudige mondelinge behandeling versus meervoudige uitspraak

Enkelvoudige mondelinge behandeling versus meervoudige uitspraak

HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3259 en ECLI:NL:HR:2017:3264

In het licht van HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3076, geldt bij beslissing van de zaak door een meervoudige kamer als hoofdregel dat een mondelinge behandeling die mede tot doel heeft dat de rechter partijen in de gelegenheid stelt hun stellingen toe te lichten, in beginsel moet plaatsvinden ten overstaan van de drie rechters of raadsheren die de beslissing zullen nemen. Afwijking van deze hoofdregel is mogelijk. Partijen moeten in dat geval echter uiterlijk bij de oproeping voor de mondelinge behandeling erover worden geïnformeerd dat de mondelinge behandeling zal worden gehouden ten overstaan van een rechter-commissaris of raadsheer-commissaris. Partijen hebben dan het recht om een mondelinge behandeling ten overstaan van de meervoudige kamer te verzoeken. Een dergelijk verzoek mag alleen op zwaarwegende gronden worden afgewezen. Lees meer…

Bevoegdheid instellen hoger beroep tegen afwijzing verzoek ex art. 104 Fw

Bevoegdheid instellen hoger beroep tegen afwijzing verzoek ex art. 104 Fw

HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3253

Het in art. 67 Fw toegekende recht van hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris komt uitsluitend toe aan diegenen die als ‘partij’ bij die beschikking kunnen worden aangemerkt. Dit zijn (i) diegene die het tot de beschikking leidende verzoek aan de rechter-commissaris heeft gedaan en (ii) diegene tot wie de beschikking is gericht. De omstandigheid dat het belang van een persoon direct betrokken is bij een beschikking, betekent nog niet dat de beschikking ook tot hem is gericht. Lees meer…

Afsluiting WAM-verzekering na ongeval: WAM-verzekeraar hoeft jegens de benadeelde geen dekking te verlenen

Afsluiting WAM-verzekering na ongeval: WAM-verzekeraar hoeft jegens de benadeelde geen dekking te verlenen

HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3268

Afsluiting van een WAM-verzekering nadat met een motorrijtuig een ongeval is veroorzaakt. De WAM-verzekeraar is jegens de benadeelde niet gehouden dekking te verlenen indien volgens de verzekeringsovereenkomst de dekking pas ná het ongeval is ingegaan, ook al is in het RDW-register als ingangsdatum van de WAM-verzekering de datum van het ongeval geregistreerd. Lees meer…

Ingangsdatum wettelijke rente bij schadevergoeding wegens kennelijk onredelijke opzegging ex art. 7:681 (oud) BW

Ingangsdatum wettelijke rente bij schadevergoeding wegens kennelijk onredelijke opzegging ex art. 7:681 (oud) BW

HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3232

De Hoge Raad bevestigt dat de wettelijke rente over de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst uit art. 7:681 (oud) BW, wordt verschuldigd met ingang van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst als gevolg van deze opzegging eindigt. Lees meer…

Perikelen rondom verzuim en noodzaak tot ingebrekestelling bij ontbinding aannemingsovereenkomst

Perikelen rondom verzuim en noodzaak tot ingebrekestelling bij ontbinding aannemingsovereenkomst

HR 15 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3144

Caribische zaak. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie is uitgegaan van een juiste rechtsopvatting omtrent art. 6:83 aanhef en onder c van het Curaçaose BW door te onderzoeken of verzoeker uit een mededeling van verweerder had moeten afleiden dat verweerder in de nakoming van de op hem rustende verbintenissen uit de aannemingsovereenkomst zou tekortschieten, in welk geval een ingebrekestelling achterwege kon blijven. Lees meer…

Onteigening Hedwigepolder definitief

Onteigening Hedwigepolder definitief

HR 5 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:7 (X/Staat)

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de eigenaar tegen het vonnis waarin de rechtbank Zeeland-West-Brabant de onteigening uitsprak van een groot deel van de Hedwigepolder. De onteigening is daarmee definitief geworden. Het verweer van de eigenaar dat onteigening niet noodzakelijk was omdat hij bereid en in staat was zelf de estuariene bestemming van de Hedwigepolder te realiseren, is volgens de Hoge Raad terecht verworpen. Aan dat beroep op zelfrealisatie mocht voorbij worden gegaan vanwege de aard van de grootschalige infrastructurele werken, waarmee de openbare veiligheid en internationale verplichtingen zijn gemoeid en die langdurig moeten worden beheerd. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl