Prejudiciële vragen over toerekening staatssteunmaatregel aan de overheid
HR 26 april 2013, LJN BY6102 (Commerzbank/Havenbedrijf Rotterdam)
De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het HvJEU over het voor de toepasselijkheid van de staatssteunregels geldende toerekeningsvereiste. Staat aan toerekening aan de overheid van een door een openbaar bedrijf genomen steunmaatregel in de weg dat de publieke autoriteiten van het treffen van de bewuste maatregel niet op de hoogte waren en met de maatregel ook niet zouden hebben ingestemd? Lees meer…
Geen analoge toepassing van art. 3:264 BW op huurbeding in pandakte flatcoöperatie
HR 26 april 2013, LJN BZ0158 (SNS Bank/X c.s.)
Art. 3:264 BW maakt uitzondering op het beginsel “koop breekt geen huur” en geeft de hypotheekhouder het recht om een in de hypotheekakte opgenomen huurbeding ook aan de huurder tegen te werpen. Deze bepaling kan niet naar analogie worden toegepast op een huurbeding in een pandakte (betreffende het lidmaatschapsrecht van een flatcoöperatie), omdat – anders dan in geval van hypotheek – de kenbaarheid van dit huurbeding niet gewaarborgd wordt door verplichte inschrijving in de openbare registers. Lees meer…
Geen nadere bewijslevering na levering tegenbewijs voor hetzelfde feitencomplex
HR 26 april 2013, LJN BZ8766 (Bruscom B.V./X)
In dit geval heeft het hof het feitencomplex dat eiseres tot cassatie aan haar vordering ten grondslag had gelegd voorshands bewezen geacht en de wederpartij toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Eiseres heeft tijdens het betreffende getuigenverhoor geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van het horen van getuigen in contra-enquête. In een dergelijk geval is eiseres in staat geweest haar aanspraak op nadere bewijslevering ten aanzien van het betrokken feitencomplex te verwezenlijken. Heeft zij van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt, dan behoeft de rechter haar niet meer tot bewijslevering toe te laten ter zake van datzelfde feitencomplex. Lees meer…
Teruggeleiding na kinderontvoering: belangenafweging vereist, ondanks adagium “eerst terug, dan praten”
HR 26 april 2013, LJN BZ0293
Wanneer een ouder weigert uitvoering te geven aan een bevel tot teruggeleiding van kinderen die hij ongeoorloofd heeft meegenomen naar het buitenland, moet de rechter desalniettemin in voorkomende gevallen in het kader van een verzoek op grond van art. 1:253a BW alle omstandigheden van het geval in zijn beoordeling betrekken en, mede gelet op art. 8 EVRM, alle betrokken belangen afwegen. Het adagium “eerst terug, dan praten”, kan niet worden toegepast met uitsluiting van een mensenrechtelijke toetsing met inbegrip van de daarbij horende afweging van belangen. Lees meer…
Art. 801 lid 1 Rv bevat geen termijn voor instellen incidenteel appel
HR 26 april 2013, LJN BZ0159
Het stellen van een termijn voor de indiening van een verweerschrift is in art. 801 lid 1 Rv opgenomen om de rechter in staat te stellen te beoordelen of een mondelinge behandeling om redenen van efficiëntie achterwege kan blijven. De wetgever heeft niet bedoeld in zaken van levensonderhoud af te wijken van de algemene regel van art. 282 lid 1 Rv dat een verweerschrift kan worden ingediend tot de aanvang van de mondelinge behandeling. Die regel geldt dus ook indien de rechter, ondanks het niet indienen van een verweerschrift binnen de door hem gestelde termijn, een mondelinge behandeling bepaalt. De termijn van art. 801 lid 1 Rv geldt niet mede als een termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep. Lees meer…
Hoge Raad stelt vragen over nietigheidsgronden vormmerk
HR 12 april 2013, LJN BY1533 (Hauck/Stokke)
De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over de uitleg van de bepaling dat merken niet uitsluitend mogen bestaan uit een vorm die door de aard van de waar wordt bepaald of die een wezenlijke waarde aan de waar geeft. Lees meer…
Nietigheid staatssteun-garantie afhankelijk van proportionaliteit en effectiviteit
HR 26 april 2013, LJN BY0539 (Residex/Gemeente Rotterdam)
Art. 88 lid 3 EG strekt niet zonder meer ertoe de geldigheid van een daarmee strijdige garantieverstrekking aan te tasten (vgl. art. 3:40 lid 3 BW), doch slechts indien, bij gebreke van minder dwingende procedurele maatregelen, nietigverklaring ertoe kan leiden of ertoe kan bijdragen dat de mededingingssituatie van vóór de garantieverstrekking wordt hersteld. Lees meer…
Onteigeningswet schrijft niet voor binnen welke termijn KB tot onteigening bekend wordt gemaakt
HR 26 april 2013, LJN BZ1712 (X/Gemeente Weert)
Een koninklijk besluit tot onteigening (KB) moet binnen zes maanden na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit worden genomen, maar de bekendmaking van dit KB hoeft niet binnen die termijn plaats te vinden. Dat volgt uit de tekst van art. 78 lid 6 Onteigeningswet. Lees meer…
Pleitnota bij schriftelijk pleidooi mag niet wegens lengte buiten beschouwing worden gelaten
HR 19 april 2013, LJN BZ2904 (X/Maatschappij van Welstand)
Het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven schrijft bij een schriftelijk pleidooi geen maximale omvang van de pleitnotities voor. De maximale spreektijd van 30 minuten voor het mondelinge pleidooi kan niet dienen als maatstaf voor de omvang van dergelijke pleitnotities, nu aan die maximale spreektijd (ook) organisatorische overwegingen ten grondslag liggen die niet gelden bij een uitsluitend schriftelijke gedachtewisseling. Lees meer…
Boedelschuld en verplichting tot vergoeding van schade aan het gehuurde
HR 19 april 2013, BY6108 (X/Mr. Tideman q.q.)
Boedelschulden zijn schulden die een onmiddellijke aanspraak geven jegens de faillissementsboedel hetzij ingevolge de wet, hetzij omdat zij door de curator in zijn hoedanigheid zijn aangegaan, hetzij omdat zij een gevolg zijn van een handelen van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting. De verplichting om schade aan het gehuurde bij het einde van de huur te herstellen dan wel te vergoeden, is een uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenis van de schuldenaar, die bij het einde van de huur ontstaat of opeisbaar wordt. Die verbintenis is in beginsel geen boedelschuld, maar een vordering op de schuldenaar. Lees meer…