Selecteer een pagina
Vordering tot revindicatie verjaart ook na opvolgende bezitsovergang te kwader trouw

Vordering tot revindicatie verjaart ook na opvolgende bezitsovergang te kwader trouw

HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5324

Voor verkrijgende verjaring ex art. 3:105 BW is slechts vereist dat de bezitter de zaak bezit op het moment waarop de verjaring van de vordering tot revindicatie wordt voltooid, ongeacht of deze bezitter te goeder trouw is. Bepalend is of gedurende de gehele verjaringstermijn van twintig jaar de toestand bestaat dat een ander dan de rechthebbende bezitter is. Niet van belang is of opvolging in het bezit heeft plaatsgevonden en dus ook niet of opvolgende bezitters te goeder trouw (in de zin van art. 3:102 BW) waren. Lees meer…

Echtscheidingsprocedure, wijzigingsprocedure en stukken van het geding

Echtscheidingsprocedure, wijzigingsprocedure en stukken van het geding

HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:202:BW5867

De procedure tot wijziging van de alimentatie is een andere procedure dan de echtscheidingsprocedure. Art. 149 lid 1 Rv (ook van toepassing in verzoekschriftprocedures) brengt daarom mee dat de rechter in de wijzigingsprocedure niet mag uitgaan van inkomensgegevens die zijn overgelegd in een echtscheidingsprocedure, indien op deze gegevens in eerstgenoemde procedure geen beroep is gedaan.  Lees meer…

Onvoldoende gemotiveerde toepassing van doorbraak aansprakelijkheidsbeperking vervoerder (art. 29 CMR) bij diefstal vrachtwagen

Onvoldoende gemotiveerde toepassing van doorbraak aansprakelijkheidsbeperking vervoerder (art. 29 CMR) bij diefstal vrachtwagen

HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6747 (X/Traxys c.s.)

Voor doorbraak van de beperkte aansprakelijkheid van de vervoerder (art. 29 CMR) is slechts plaats indien sprake is geweest van gedrag dat moet worden aangemerkt als roekeloos en met de wetenschap dat de schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien. Dit is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad het geval wanneer de vervoerder het aan die gedraging verbonden gevaar kent en zich ervan bewust is dat de kans dat het gevaar zich zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren, maar hij zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden. De omstandigheden die het hof ten grondslag heeft gelegd aan zijn oordeel dat in dit geval – waarin het gaat om diefstal van een geparkeerde vrachtwagen met een kostbare lading – aan deze eisen is voldaan, kunnen dat oordeel niet dragen. Lees meer…

Maatstaf splitsing gemengde huurovereenkomst

Maatstaf splitsing gemengde huurovereenkomst

HR 10 augustus 2012, LJN BW6737 (Gemeente Rotterdam/Utopia U.A.)

Voor de beantwoording van de vraag of in een geval waarin partijen een gemengde huurovereenkomst hebben gesloten die betrekking heeft op een combinatie van woonruimte, 230a-bedrijfsruimte of 290-bedrijfsruimte, splitsing van de huurovereenkomst mogelijk is in afzonderlijke huurovereenkomsten voor de verschillende categorieën ruimten, dient de rechter acht te slaan op alle omstandigheden van het geval, waaronder het gebruik dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen heeft gestaan, het gebruik dat thans van het gehuurde wordt gemaakt, de inrichting van het gehuurde in relatie tot dat gebruik en de gevolgen van een eventuele splitsing voor het (overeengekomen en feitelijk) gebruik door de huurder. Lees meer…

Korte verjaringstermijn consumentenkoop ook toepasselijk op een met de koop (voldoende) verbonden kredietovereenkomst

Korte verjaringstermijn consumentenkoop ook toepasselijk op een met de koop (voldoende) verbonden kredietovereenkomst

HR 10 augustus 2012, LJN BW4992 (X/Defam Financieringen)

Tussen een overeenkomst van consumentenkoop en een overeenkomst tot financiering van de daarbij overeengekomen koopprijs door een derde kan een dusdanige verbondenheid bestaan, dat de bescherming die art. 7:28 BW aan de consument-koper beoogt te bieden, zich mede uitstrekt tot de vordering tot aflossing van het krediet. Of van een zodanige verbondenheid sprake is, dient te worden vastgesteld door uitleg van de rechtsverhouding in het licht van de omstandigheden. Lees meer…

Eerste prejudiciële vraag aan de Hoge Raad

Eerste prejudiciële vraag aan de Hoge Raad

Rechtbank Utrecht 3 augustus 2012, LJN BX3391

Een maand na de inwerkingtreding van de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad is de eerste prejudiciële vraag aan de Hoge Raad een feit. De  primeur is afkomstig van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht (vonnis van 3 augustus 2012, LJN BX3391). De vraag heeft betrekking op de reikwijdte van de executoriale kracht van een hypotheekakte; strekt die zich ook uit tot de restantvordering uit hoofde van een overeenkomst van geldlening die ten tijde van de hypotheekverstrekking al bestond? Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl