Privé-investering in huwelijksgemeenschap leidt tot vordering op gemeenschap, niet op andere echtgenoot

Privé-investering in huwelijksgemeenschap leidt tot vordering op gemeenschap, niet op andere echtgenoot

HR 19 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5576

Een betaling door een echtgenoot uit diens privévermogen ten behoeve van de huwelijksgoederengemeenschap kan in geval van echtscheiding leiden tot een vordering ter hoogte van die betaling van de echtgenoot op de gemeenschap, maar niet tot een zodanige vordering van die echtgenoot op de andere echtgenoot. Lees meer…

Aandelenlease: rechtsgeldigheid (volmacht voor) opt-outverklaring Duisenberg-regeling

Aandelenlease: rechtsgeldigheid (volmacht voor) opt-outverklaring Duisenberg-regeling

HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9243 (Varde Investments/X)

De vraag of een volmacht is verleend en, zo ja, met welke inhoud, dient te worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van art. 3:33 en 3:35 BW. Het afleggen van een opt-outverklaring zoals bedoeld in art. 7:908 lid 2 BW is niet aan te merken als een daad van beschikking in de zin van art. 3:62 lid 2 BW, nu die verklaring slechts erop is gericht dat geen gebondenheid ontstaat aan een verbindend verklaarde regeling. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat partijen na het uitbrengen van een opt-outverklaring een schikking aangaan met dezelfde of een andere inhoud. Lees meer…

Nihilstelling alimentatie in geval van faillissement alimentatieplichtige

Nihilstelling alimentatie in geval van faillissement alimentatieplichtige

HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5884

Als een alimentatieplichtige failliet is verklaard en op die grond verzoekt het bedrag van de alimentatieplicht op nihil vast te stellen dient de rechter, behoudens bijzondere omstandigheden, ervan uit te gaan dat de alimentatieplichtige niet over de draagkracht beschikt om enige onderhoudsbijdrage te betalen en dus het verzoek toe te wijzen. De alimentatierechter heeft niet de vrijheid om vooruit te lopen op de aan de rechter-commissaris voorbehouden afweging of, en zo ja in welke mate, het passend is om gebruik te maken van diens in art. 21, aanhef en onder 2, Fw bedoelde discretionaire bevoegdheid. Lees meer…

Hoge Raad inzake Chemie-Pack: grote gemeentelijke beleidsvrijheid bij toepassing bestuursdwang

Hoge Raad inzake Chemie-Pack: grote gemeentelijke beleidsvrijheid bij toepassing bestuursdwang

HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7505 (Gemeente Moerdijk/Wilchem c.s.)

De Hoge Raad vernietigt het oordeel van het hof dat de Gemeente Moerdijk uit onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de kosten die Wilchem als opdrachtnemer van Chemie-pack heeft gemaakt in verband met de opslag van verontreinigd bluswater na de brand bij Chemie-Pack. Voor zover aan de gemeente op grond van art. 17.1 Wet milieubeheer de bevoegdheid toekwam om jegens Chemie-Pack handhavend op te treden met betrekking tot de opslag van het bluswater, geldt dat daarmee niet is gegeven dat de gemeente Chemie-Pack had kunnen verplichten om ter uitvoering van de last verder met Wilchem te contracteren. Ook indien de gemeente zelf tot het treffen van maatregelen was overgegaan, was zij, gelet op de haar toekomende beleidsvrijheid, niet gehouden een vervolgopdracht aan Wilchem te gunnen. ’s Hofs oordeel dat de gemeente naar maatstaven van zorgvuldigheid gehouden was de door Wilchem gemaakte opslagkosten te vergoeden, is onvoldoende gemotiveerd. Lees meer…

Omvang opdracht, Haviltex en betekenis gedragingen partijen in uitvoeringsfase

Omvang opdracht, Haviltex en betekenis gedragingen partijen in uitvoeringsfase

HR 12 oktober 2012,  ECLI:NL:HR:2012:BX5572

Indien opdrachtgever en opdrachtnemer van mening verschillen over de omvang van de opdracht, dient te worden vastgesteld wat partijen terzake zijn overeengekomen en strekt het Haviltex-criterium derhalve tot uitgangspunt. Onjuist is de aanpak van het hof, dat de omvang van de opdracht slechts heeft beredeneerd vanuit de vaststelling van hetgeen tussen partijen met betrekking tot de opdracht niet in geschil is. Voor de aan de overeenkomst te geven uitleg kunnen ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn. Lees meer…

Vermelding verkeerde sanctie op niet-betalen griffierecht vormt geen nietigheidsgebrek in cassatiedagvaarding

Vermelding verkeerde sanctie op niet-betalen griffierecht vormt geen nietigheidsgebrek in cassatiedagvaarding

HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX9298 en ECLI:NL:HR:2012:BX9301

In de cassatiedagvaarding in deze zaken is ten onrechte vermeld dat in geval van niet tijdige betaling van het griffierecht tegen de verweerder verstek wordt verleend. Deze sanctie is namelijk in cassatie niet van toepassing (art. 407 lid 2 Rv jo. art. 111 lid 2 onder i Rv). De vermelding van deze niet-toepasselijke sanctie vormt echter geen gebrek dat tot nietigheid van de cassatiedagvaarding, dan wel tot weigering van verstekverlening behoort te leiden. Lees meer…

Toen en nu bij toetsing in Bopz-zaken

Toen en nu bij toetsing in Bopz-zaken

HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5789

Aan de rechtbank was een oordeel gevraagd over een beslissing van de geneesheer-directeur tot vrijheidsbeneming op grond van een voorwaardelijke machtiging die (van rechtswege) was geconverteerd in een voorlopige machtiging. De rechtbank diende daarom te onderzoeken of de door haar bij de beslissing tot verlening van de voorwaardelijke machtiging gestelde voorwaarden waren overtreden en of dat de onvrijwillige opneming kon rechtvaardigen, alsmede of, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de rechterlijke beslissing, deze onvrijwillige opneming zou moeten voortduren. Gelet op het inmiddels verleende voorwaardelijke ontslag, betekende dat in dit geval een beoordeling of deze opneming zou kunnen blijven dienen als grondslag voor het onder voorwaarden verleende ontslag. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl