

Nihilstelling alimentatie in geval van faillissement alimentatieplichtige
HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5884
Als een alimentatieplichtige failliet is verklaard en op die grond verzoekt het bedrag van de alimentatieplicht op nihil vast te stellen dient de rechter, behoudens bijzondere omstandigheden, ervan uit te gaan dat de alimentatieplichtige niet over de draagkracht beschikt om enige onderhoudsbijdrage te betalen en dus het verzoek toe te wijzen. De alimentatierechter heeft niet de vrijheid om vooruit te lopen op de aan de rechter-commissaris voorbehouden afweging of, en zo ja in welke mate, het passend is om gebruik te maken van diens in art. 21, aanhef en onder 2, Fw bedoelde discretionaire bevoegdheid. Lees meer…

Hoge Raad inzake Chemie-Pack: grote gemeentelijke beleidsvrijheid bij toepassing bestuursdwang
HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7505 (Gemeente Moerdijk/Wilchem c.s.)
De Hoge Raad vernietigt het oordeel van het hof dat de Gemeente Moerdijk uit onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de kosten die Wilchem als opdrachtnemer van Chemie-pack heeft gemaakt in verband met de opslag van verontreinigd bluswater na de brand bij Chemie-Pack. Voor zover aan de gemeente op grond van art. 17.1 Wet milieubeheer de bevoegdheid toekwam om jegens Chemie-Pack handhavend op te treden met betrekking tot de opslag van het bluswater, geldt dat daarmee niet is gegeven dat de gemeente Chemie-Pack had kunnen verplichten om ter uitvoering van de last verder met Wilchem te contracteren. Ook indien de gemeente zelf tot het treffen van maatregelen was overgegaan, was zij, gelet op de haar toekomende beleidsvrijheid, niet gehouden een vervolgopdracht aan Wilchem te gunnen. ’s Hofs oordeel dat de gemeente naar maatstaven van zorgvuldigheid gehouden was de door Wilchem gemaakte opslagkosten te vergoeden, is onvoldoende gemotiveerd. Lees meer…

Omvang opdracht, Haviltex en betekenis gedragingen partijen in uitvoeringsfase
HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572
Indien opdrachtgever en opdrachtnemer van mening verschillen over de omvang van de opdracht, dient te worden vastgesteld wat partijen terzake zijn overeengekomen en strekt het Haviltex-criterium derhalve tot uitgangspunt. Onjuist is de aanpak van het hof, dat de omvang van de opdracht slechts heeft beredeneerd vanuit de vaststelling van hetgeen tussen partijen met betrekking tot de opdracht niet in geschil is. Voor de aan de overeenkomst te geven uitleg kunnen ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn. Lees meer…

Vermelding verkeerde sanctie op niet-betalen griffierecht vormt geen nietigheidsgebrek in cassatiedagvaarding
HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX9298 en ECLI:NL:HR:2012:BX9301
In de cassatiedagvaarding in deze zaken is ten onrechte vermeld dat in geval van niet tijdige betaling van het griffierecht tegen de verweerder verstek wordt verleend. Deze sanctie is namelijk in cassatie niet van toepassing (art. 407 lid 2 Rv jo. art. 111 lid 2 onder i Rv). De vermelding van deze niet-toepasselijke sanctie vormt echter geen gebrek dat tot nietigheid van de cassatiedagvaarding, dan wel tot weigering van verstekverlening behoort te leiden. Lees meer…

Ook meervoudige kamer van de Hoge Raad met vijf leden kan cassatieberoep verwerpen met art. 81 RO
HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5582, ECLI:NL:HR:2012:BX5583, ECLI:NL:HR:2012:BX5587, ECLI:NL:HR:2012:BX5589, ECLI:NL:HR:2012:BX5591 en ECLI:NL:HR:2012:BX6397
Ook een meervoudige kamer van de Hoge Raad met vijf leden kan een zaak verwerpen met toepassing van art. 81 RO. Lees meer…

Toen en nu bij toetsing in Bopz-zaken
HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5789
Aan de rechtbank was een oordeel gevraagd over een beslissing van de geneesheer-directeur tot vrijheidsbeneming op grond van een voorwaardelijke machtiging die (van rechtswege) was geconverteerd in een voorlopige machtiging. De rechtbank diende daarom te onderzoeken of de door haar bij de beslissing tot verlening van de voorwaardelijke machtiging gestelde voorwaarden waren overtreden en of dat de onvrijwillige opneming kon rechtvaardigen, alsmede of, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de rechterlijke beslissing, deze onvrijwillige opneming zou moeten voortduren. Gelet op het inmiddels verleende voorwaardelijke ontslag, betekende dat in dit geval een beoordeling of deze opneming zou kunnen blijven dienen als grondslag voor het onder voorwaarden verleende ontslag. Lees meer…

Geparafeerd geschrift kan gelden als onderhandse akte in de zin van art. 156 lid 1 Rv
HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6698 (X/BASF Nederland B.V.)
Een geparafeerd geschrift kan gelden als een akte in de zin van art. 156 lid 1 Rv als de paraaf de desbetreffende persoon in voldoende mate individualiseert. De omstandigheid dat de persoon die de paraaf of handtekening plaatst de taal waarin het geschrift is opgesteld niet machtig is, staat daaraan niet in de weg. Lees meer…

Opschorting en ontbinding na verstrijken betalingstermijn factuur
HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8307 (Tyco/Delata)
Een beroep op de onzekerheidsexceptie van art. 6:263 BW is ook mogelijk ter zake van een verplichting tot betaling van een factuur waarvan de betalingstermijn reeds is verstreken, als de debiteur gegronde vrees heeft voor niet-nakoming door de crediteur van zijn daartegenover staande verplichtingen. Ontbinding van de overeenkomst kan volgens art. 6:271 BW ook als gevolg hebben dat de debiteur over een reeds verstreken periode van zijn verbintenissen wordt bevrijd. Lees meer…

Over effectenbemiddeling en -aanbieding zonder vergunning, en vorderingsrechten binnen de huwelijksgemeenschap
HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9239
Art. 3 lid 1 Wte 1995, het verbod op aanbieding van effecten zonder vergunning, richtte zich niet tot personen die bemiddelen. Art. 7 lid 1 Wte 1995, dat effectenbemiddeling zonder vergunning verbood, ziet op verschillende activiteiten, die niet zonder meer direct contact tussen dader en benadeelde vereisen. Verder: of de echtgenoot die geen schuldeiser is, een vordering die valt in de gemeenschap van goederen kan innen, hangt af van de bestuursbevoegdheid terzake. Lees meer…

Aanvang inschrijvingstermijn onteigeningsvonnis in geval van descente vóór in gewijsde gaan vonnis
HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7359 (X c.s./Gemeente Heerlen)
Een vonnis van vervroegde onteigening waartegen nog een cassatieberoep aanhangig is, hoeft niet binnen twee maanden na de descente te worden ingeschreven indien het vonnis op dat moment nog geen kracht van gewijsde heeft. De inschrijvingstermijn van twee maanden van art. 54m Ow vangt pas aan op de dag waarop het vonnis kracht van gewijsde krijgt. Lees meer…