Kwalificatie huur onroerende zaak: onbebouwd of gebouwd?
HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3217 (Z/NS Vastgoed B.V.) en
HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7172 (X/Gemeente Rotterdam)
Als een onbebouwd terrein aan de huurder ter beschikking wordt gesteld met de bedoeling of de verplichting dat de huurder daarop een bebouwing zal oprichten, bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte in de zin van art. 7:290 e.v. BW, is afdeling 7.4.6 BW in beginsel niet van toepassing. Het oordeel dat een dergelijke huurovereenkomst alleen betrekking heeft op het terrein en niet op de daarop aanwezige en nog op te richten opstallen, is niet rechtens onjuist op grond van het enkele feit dat de door de huurder op te richten bebouwing reeds op het terrein aanwezig was toen de huurovereenkomst inging. Lees meer…
Aandelenlease opnieuw aangemerkt als koop op afbetaling en huurkoop
HR 13 juli 2012, LJN BW4989 (Delta Lloyd Bank/X)
Bij de beoordeling of sprake is van koop op afbetaling en huurkoop dient de rechter door de contractuele constructie heen te kijken. Dat brengt mee dat sprake kan zijn van huurkoop – zodat voor het aangaan daarvan op straffe van vernietigbaarheid schriftelijke toestemming van de echtgenoot is vereist – wanneer de deelnemer in een aandelenleaseproduct direct rechthebbende wordt van een giraal effectentegoed (en niet eerst na betaling van de koopprijs), maar daarover niet kan beschikken als gevolg van een ten behoeve van de bank op de aandelen gevestigd openbaar pandrecht. Dat een aandelenleaseovereenkomst de kenmerken heeft van geldlening, opdracht en/of effectenbemiddeling, staat er niet aan de weg dat tevens sprake kan zijn van koop op afbetaling. Lees meer…
Beëindiging arbeidsovereenkomst directeur/niet-statutair bestuurder als bedoeld in art. 40 F
HR 13 juli 2012, LJN BW7009 (X/Mr. Omta q.q.)
Een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 40 F kan niet reeds eindigen op grond van de omstandigheid dat het gaat om een directeur van een vennootschap die alle zeggenschap in handen heeft en zelf het faillissement heeft aangevraagd. Lees meer…
Bij mondelinge behandeling voorgedragen grief in alimentatiegeschil niet tardief
HR 13 juli 2012, LJN BW6741
In alimentatiezaken moet de appelrechter – met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor – in beginsel acht slaan op een eerst ter mondelinge behandeling aangevoerde grief wanneer anders op de voet van art. 1:401 BW wijziging van de rechterlijke uitspraak zou kunnen worden verzocht op de in de grief aangedragen grond. Lees meer…
Inkomen nieuwe partner telt mee bij vaststelling draagkracht voor kinderalimentatie voor kinderen uit eerdere relatie
HR 13 juli 2012, LNJ BX1295
Als een ouder een nieuwe relatie is aangegaan waaruit kinderen zijn geboren, moet bij de vaststelling van kinderalimentatie niet alleen rekening worden gehouden met het feit dat die ouder ook verplicht is om bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen uit de nieuwe relatie, maar ook met het feit dat op de andere ouder van die kinderen eenzelfde verplichting rust. Lees meer…
Tegen beslissing op vordering tot afgifte ex art. 843a Rv staat geen tussentijds beroep open
HR 13 juli 2012, LJN BW3263 (ABN AMRO/X) en
HR 13 juli 2012, LJN BW3264 (Y/Optiver Holding)
Een vonnis waarin wordt beslist op een op art. 843a Rv gebaseerde vordering, ingesteld in een lopende procedure met het oog op de instructie van de zaak, moet worden beschouwd als een tussenvonnis, waartegen (zonder verlof) geen tussentijds beroep open staat. Lees meer…
Teruggave van een in beslag genomen gestolen zaak en derdenbescherming
HR 13 juli 2012, LJN BW4983 (Staat/X)
De eigenaar die het bezit van een hem ontstolen zaak binnen de driejaarstermijn van art. 3:86 lid 3 BW heeft herkregen, kan volstaan een beroep te doen op zijn eigendom als de derde-verkrijger de zaak van hem opvordert, ook als hij dit beroep na het verstrijken van die termijn zou doen. Hij hoeft de zaak dus niet uitdrukkelijk als zijn eigendom op te eisen (in de zin van art. 3:86 lid 3 BW) van de derde-verkrijger te goeder trouw. Wanneer het openbaar ministerie een in beslag genomen gestolen zaak binnen de driejaarstermijn teruggeeft aan de eigenaar, is de Staat niet gehouden de waarde van de zaak te vergoeden aan de beslagene, ook al is sprake van schending van de jegens de hem in acht te nemen voorschriften (van art. 116 Sv). Nu de eigenaar zijn bezit heeft herkregen, heeft de beslagene (derde-verkrijger) immers niet de eigendom verworven, zodat de eigenaar geen schade heeft geleden door de teruggave van de zaak aan de bestolene. Lees meer…
Externe draagplicht voor gelijke delen impliceert nog geen interne draagplicht voor gelijke delen
HR 13 juli 2012, LJN BW4206 (Mr. Janssen q.q./JVS Beheer B.V.)
Art. 6:6 lid 1 BW ziet op de aansprakelijkheid in de verhouding tussen de schuldeiser en de schuldenaren die de prestatie verschuldigd zijn en niet op de interne draagplicht tussen de schuldenaren onderling. Het hof kon daarom niet voorbijgaan aan de stelling van de moedervennootschap dat zij, hoewel zij met de dochtervennootschap jegens de bank voor gelijke delen verbonden is, in de interne verhouding tot de dochter niet draagplichtig is. In het vennootschappelijk concernverband wordt, bij gebreke van andersluidende afspraken, de onderlinge draagplicht bepaald door het antwoord op de vraag wie de schuld aangaat. Lees meer…
Terughoudende maatstaf voor matiging contractuele boete, ook tussen particulieren
HR 13 juli 2012, LJN BW4986
Ingevolge art. 6:94 lid 1 BW kan een bedongen boete door de rechter op verzoek van de schuldenaar worden gematigd indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze maatstaf noopt de rechter tot terughoudendheid. Er is geen grond om minder terughoudend te zijn in geval van koop en verkoop van een woning tussen particulieren. Lees meer…
Ook in kinderontvoeringszaken is doorbreking van het rechtsmiddelenverbod mogelijk
HR 13 juli 2012, LJN BW7476
Hoewel art. 13 lid 8 Uitvoeringswet internationale kinderontvoering beroep in cassatie tegen beslissingen van het hof tot teruggeleiding van minderjarigen naar het land van hun gewone verblijfplaats uitsluit, is een zodanig beroep niettemin ontvankelijk indien geklaagd wordt dat de rechter in de bestreden uitspraak een bepaalde regeling ten onrechte niet heeft toegepast, buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling is getreden of bij het nemen van zijn beslissing een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Lees meer…