Levering van drinkwater, na beantwoording van prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie
HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1889 (Waternet/verweerder)
Op 13 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1972, besproken in CB 2020-9) stelde de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) over de kwestie of – zowel in het kader van het op art. 9 Richtlijn koop op afstand gebaseerde art. 7:7 lid 2 (oud) BW, als in het kader van het op art. 27 Richtlijn consumentenrechten gebaseerde huidige art. 7:7 lid 2 BW – sprake is (i) van levering van drinkwater op grond van een overeenkomst, dan wel (ii) van een ongevraagde levering van drinkwater zoals verboden door art. 5 lid 5 en punt 29 van bijlage I van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. In zijn arrest van 3 februari 2021 heeft het HvJEU die vragen beantwoord. De Hoge Raad heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld om hun standpunten toe te lichten naar aanleiding van het prejudiciële arrest, waarna advocaat-generaal Drijber zijn conclusie heeft genomen. In het hier te bespreken arrest beoordeelt de Hoge Raad de zaak in het licht van de antwoorden van het HvJEU op de prejudiciële vragen. Lees meer…
Wet zorg en dwang (Wzd): zo nodig procedure voor aanwijzen wettelijk vertegenwoordiger – maar geen voorwaarde voor machtiging
HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1892
Het bepaalde in art. 28a lid 2, aanhef en onder c, Wzd vormt geen voorwaarde voor het kunnen verlenen van een machtiging. De waarborg dat bij de behandeling van het verzoek tot het verlenen van een machtiging de belangen van betrokkene worden behartigd, is gelegen in art. 38 lid 3 Wzd, ingevolge welke bepaling de rechter een last tot toevoeging van een advocaat aan de betrokkene geeft. Lees meer…
Openstelling tussentijds beroep voortaan altijd bij vonnis, met nieuwe termijn
HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1924 (X/Gemeente Borger-Odoorn)
De rechter kan na een tussenvonnis te allen tijde, zolang geen eindvonnis is gewezen, op verzoek van een partij of ambtshalve – en na partijen te hebben gehoord – alsnog bepalen dat van het tussenvonnis tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld. Bij de beoordeling dient te worden betrokken of het openstellen van hoger beroep leidt tot onredelijke vertraging van de procedure. Het openstellen van tussentijds hoger beroep geschiedt bij vonnis. Het hoger beroep dient te worden ingesteld voordat de appeltermijn is verstreken, te rekenen van de dag van de uitspraak van het vonnis waarbij tussentijds hoger beroep is opengesteld.
Geen erkenning van Albanees vonnis
HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1170
Een beslissing van het EHRM waarbij een verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek op de grond dat niet is voldaan aan de eisen van de art. 34 en 35 EVRM, brengt niet mee dat de Nederlandse rechter die onderzoekt of een buitenlandse beslissing naar commuun internationaal privaatrecht in Nederland kan worden erkend, tot het oordeel dient te komen dat geen sprake is van strijd met de openbare orde.
Het doen van rekening en verantwoording: verplicht op grond van het ongeschreven recht?
HR 10 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1848
Een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording kan ontstaan krachtens de wet, krachtens rechtshandeling of krachtens ongeschreven recht. Of zo’n verplichting krachtens ongeschreven recht ontstaat, hangt sterk af van de omstandigheden van het geval. In dit arrest noemt de Hoge Raad enkele omstandigheden die van belang kunnen zijn.
Intensiever gebruik van openbaar vaarwater
HR 3 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1815
De Hoge Raad heeft in dit arrest de openbaarheid van vaarwater nader afgebakend en verduidelijkt dat ook intensiever normaal gebruik moet worden geduld.
Aansprakelijkheidsbeperking van art. 7:24 lid 2 BW geldt niet voor schade aan afgeleverde zaak zelf
HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1757
De aansprakelijkheidsbeperking van art. 7:24 lid 2 BW geldt niet voor schade aan de non-conforme zaak zelf, die wordt veroorzaakt door een gebrek als bedoeld in de regeling productaansprakelijkheid.
Airbnb mag bemiddelingskosten aan de huurder rekenen
HR 19 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1725
Airbnb is een bemiddelaar in de zin van art. 7:425 BW. Het verbod van art. 7:417 lid 4 BW om bij zowel de huurder als de verhuurder bemiddelingskosten in rekening te brengen, geldt echter niet voor de verhuur zoals die op het platform van Airbnb plaatsvindt (kortetermijnverhuur voor niet-bewoningsdoeleinden). Airbnb handelt ook niet in strijd met de Richtlijn oneerlijke bedingen of de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken door bij de huurder bemiddelingskosten in rekening te brengen.
Buitenlandse huwelijkse voorwaarden en onverenigbaarheid met de Nederlandse openbare orde
HR 19 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1721
Bepalingen uit buitenlandse huwelijkse voorwaarden die huwelijksvermogensrechtelijke aanspraken afhankelijk stellen van welke echtgenoot het verzoek tot echtscheiding heeft ingediend of van welke echtgenoot schuld heeft aan de echtscheiding, kunnen kennelijk onverenigbaar zijn met de Nederlandse openbare orde. Het antwoord op de vraag of een bepaling buiten toepassing moet blijven, hangt af van de omstandigheden van het concrete geval, en in het bijzonder van de mate van betrokkenheid van Nederland bij het geval.
De overheid moet mededingingsruimte bieden bij de uitgifte van grond
HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam-arrest)
Een overheidslichaam dat een onroerende zaak verkoopt dient de koper te selecteren aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria en moet hierover vooraf informatie bekend maken. Deze mededingingsruimte hoeft niet te worden geboden, indien bij voorbaat vaststaat dat er slechts één serieuze gegadigde is, of indien dit redelijkerwijs mag worden aangenomen. In dat geval moet het overheidslichaam de voorgenomen verkoop zodanig bekend maken dat een ieder daarvan kennis kan nemen. Ook moet de overheid in dat geval motiveren waarom er naar haar oordeel slechts één serieuze gegadigde is.