HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU7245 (X/SLS)
Een bewijsaanbod tot tegenbewijs hoeft in beginsel niet te worden gespecificeerd. Dat is anders wanneer in eerste aanleg in het kader van tegenbewijs al getuigen zijn gehoord en het bewijsaanbod in hoger beroep strekt tot aanvullend tegenbewijs. In dit geval heeft eiser tot cassatie in eerste aanleg nog geen getuigen later horen. Het hof heeft daarom ten onrechte de eis gesteld dat zijn bewijsaanbod tot tegenbewijs nader zou worden toegelicht.
Eiser tot cassatie (hierna: X) heeft van SLS een kamer gehuurd in een studentenhuis. Na klachten van andere huurders over het veroorzaken van ernstige overlast door X, vordert SLS in deze procedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming. De kantonrechter draagt aan SLS bewijs op van de gestelde ernstige overlast. Nadat SLS vijf getuigen heeft doen horen, en X heeft afgezien van het horen van getuigen in contra-enquête, oordeelt de kantonrechter dat SLS in het bewijs is geslaagd en wijst de vorderingen toe.
In hoger beroep biedt X alsnog aan om door middel van getuigen tegenbewijs te leveren tegen het oordeel dat hij ernstige overlast heeft veroorzaakt. Het hof is aan dit bewijsaanbod voorbijgegaan met de overweging dat in eerste aanleg al uitgebreide getuigenverhoren hebben plaatsgevonden waarbij een groot aantal concrete situaties van het voorzaken van overlast bewezen zijn geacht. Tegen die achtergrond had X volgens het hof zijn tegenbewijsaanbod nader moeten toelichten, bijvoorbeeld door te specificeren ten aanzien van welke feiten hij tegenbewijs wil leveren en door het noemen van de naam van de mogelijke getuigen.
Voor een “gewoon” aanbod tot getuigenbewijs – dat wil zeggen een aanbod tot bewijs van feiten waarvan de bewijslast op de aanbieder rust – is één van de vereisten dat dit bewijsaanbod voldoende wordt gespecificeerd, bijvoorbeeld door aan te geven op welke stellingen het bewijsaanbod betrekking heeft en welke getuigen daarover kunnen worden gehoord. Voor een aanbod tot tegenbewijs geldt deze eis niet: volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad hoeft zo’n bewijsaanbod in beginsel niet te worden gespecificeerd. Gaat het echter om tegenbewijs in hoger beroep, dan kan dat anders komen te liggen. De Hoge Raad heeft in het verleden al enkele malen geoordeeld dat wanneer in eerste aanleg al getuigen zijn gehoord in het kader van tegenbewijs – en het bewijsaanbod dus strekt tot het leveren van aanvullend tegenbewijs – de appelrechter mag verlangen dat het bewijsaanbod nader wordt onderbouwd, bijvoorbeeld door aan te geven waarom bepaalde getuigen opnieuw of alsnog zouden moeten worden gehoord (zie bijv. HR 12 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7677 en HR 19 januari 2007, ECLI:HR:NL:2007:AZ3178).
In deze zaak had X in eerste aanleg nog geen getuigen laten horen: hij had immers afgezien van contra-enquête. Zijn bewijsaanbod had dus geen betrekking op aanvullend tegenbewijs. Om die reden komt de Hoge Raad tot het oordeel dat het hof niet de eis mocht stellen dat dit bewijsaanbod nader zou worden toegelicht. Daaraan voegt de Hoge Raad nog toe dat als het hof bij zijn oordeel heeft meegewogen dat X in eerste aanleg had afgezien van het horen van getuigen, dit ook onjuist is. Het hoger beroep dient namelijk onder meer ertoe om eigen fouten of nalatigheden te herstellen. Een partij die in eerste aanleg heeft afgezien van het horen van getuigen, hoeft dus in beginsel geen rechtvaardiging te geven als hij in hoger beroep alsnog getuigen wil doen horen (zie eerder HR 27 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9991).