Selecteer een pagina

HR 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:803

Nu het exploot van oproeping is betekend aan verweerders onder 2 op het adres aan de [a-straat 2] te Amsterdam terwijl in de procesinleiding als adres van verweerders onder 2 is vermeld [a-straat 1] te Amsterdam, moet ervan worden uitgegaan dat het exploot niet aan het juiste adres is betekend. Aannemelijk is dat het exploot verweerders onder 2 niet heeft  bereikt als gevolg van betekening op een onjuist adres, zodat is voldaan aan het bepaalde in art. 121 lid 3 Rv. Dit brengt mee dat de nietigheid van het exploot dient te worden uitgesproken.

Vraag of verstek kan worden verleend tegen verweerders onder 2

Eiser heeft het oproepingsbericht en de procesinleiding op 30 december 2019 bij exploot doen betekenen aan “zij die verblijven in de onroerende zaak, staande en gelegen aan de [a-straat 2] te [plaats]”. In het exploot is vermeld dat afschrift van het exploot alsmede van het oproepingsbericht en van de procesinleiding in een gesloten envelop ter plaatse is achtergelaten. Verder is vermeld dat de deurwaarder zo spoedig mogelijk een uittreksel van genoemde stukken zal publiceren in het Parool. Verweerders onder 2 zijn niet verschenen in cassatie en eiser heeft verzocht om verstek te verlenen tegen verweerders onder 2.

De rolraadsheer heeft ter rolle van 30 januari 2020 verzocht navraag te doen bij de deurwaarder of het oproepingsbericht en de procesinleiding ten aanzien van verweerders onder 2 inderdaad zijn betekend aan het adres dat is vermeld in het exploot van oproeping [a-straat 2] te Amsterdam nu in de procesinleiding als adres van verweerders onder 2 is vermeld [a-straat 1] te Amsterdam. De deurwaarder heeft bij brief van 17 februari 2020 bericht dat het adres van verweerders onder 2 “waarschijnlijk abusievelijk niet correct in het exploot is opgenomen.”

Art. 121 Rv

Nu het exploot van oproeping ten aanzien van verweerders onder 2 niet aan het juiste adres is betekend, lijdt het aan een gebrek  dat nietigheid meebrengt. Volgens art. 121 lid 1 Rv verleent de rechter dan geen verstek tegen de betrokken verweerder. Art. 121 lid 2 Rv bepaalt dat de rechter in zo’n geval een nieuwe roldatum aanzegt en beveelt dat deze door de eiser bij exploot aan gedaagde wordt aangezegd met herstel van het gebrek op kosten van eiser. Als uitzondering op die hoofdregel houdt art. 121 lid 3 Rv echter in dat de rechter de nietigheid van het exploot uitspreekt indien aannemelijk is dat het exploot van dagvaarding de gedaagde als gevolg van het gebrek niet bereikt heeft.

De Hoge Raad oordeelt dat nu het exploot van oproeping ten aanzien van verweerders onder 2 is betekend aan het adres [a-straat 2] te Amsterdam terwijl in de procesinleiding als adres van verweerders onder 2 is vermeld [a-straat 1] te Amsterdam, er van uit moet worden gegaan, mede gelet op de brief van de deurwaarder, dat het exploot niet aan het juiste adres is betekend. Het is aannemelijk dat het exploot als gevolg van de betekening op een onjuist adres de verweerders niet heeft bereikt, zodat is voldaan aan het bepaalde in art. 121 lid 3 Rv. Dit brengt mee dat de nietigheid van het exploot dient te worden uitgesproken. Het gevraagde verstek ten aanzien van de verweerders onder 2 moet derhalve worden geweigerd.

De Hoge Raad verklaart het exploot van betekening van het oproepingsbericht ten aanzien van verweerders 2 nietig, weigert het gevraagde verstek ten aanzien van verweerders onder 2 en verstaat dat de instantie ten aanzien van verweerders onder 2 is geëindigd.

A-G de Bock merkt in haar conclusie op dat verweerders onder 2 oorspronkelijk gedaagden respectievelijk geïntimeerden waren aan de zijde van eiser tot cassatie en dat het niet mogelijk is om een rechtsmiddel aan te wenden tegen een voormalig processuele medestander.

Cassatieblog.nl

Share This