Alle berichten met de tag: BW art. 6:248 lid 2


HR 5 oktober 2018 ECLI:NL:HR:2018:1845

Werknemers van wie de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd wegens twee jaren van ziekte hebben recht op een volledige transitievergoeding. Dit geldt ook als de werknemer ten tijde van het ontslag bijna pensioengerechtigd is. De toekenning van een (volledige) transitievergoeding kan echter ook in dergelijke gevallen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.    (meer…)

HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1209 en ECLI:NL:HR:2018:1218

Indien het hof oordeelt dat de kantonrechter een aan een werknemer gegeven ontslag op staande voet ten onrechte heeft vernietigd en het hof een toekomstige einddatum bepaalt waarop de arbeidsovereenkomst alsnog eindigt, kan aan de werknemer zijn loonaanspraak over de periode tussen de ontslagdatum en de einddatum op grond van art. 7:627 en 7:628 lid 1 BW worden ontzegd. Het arrest Van der Gulik/Vissers (HR 21 maart 2013, ECLI:NL:HR:2003:AF3057, NJ 2007/32) staat hier niet aan in de weg. De Hoge Raad formuleert uitgangspunten voor de beoordeling of aan de werknemer op grond van deze bepalingen zijn loonaanspraak moet worden ontzegd. Loonmatiging (art. 7:680a BW) of (gehele of gedeeltelijke) ontzegging van de aanspraak op loonbetaling (art. 6:248 lid 2 BW) zijn alternatieve mogelijkheden. (meer…)

HR 18 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:729

(i) Er is bij de aansprakelijkheidslimiet in art. 8:983 lid 1 BW niet sprake van bijzondere, niet in de afweging van de wetgever verdisconteerde, omstandigheden. Indien wordt aangenomen dat het recht op volledige schadevergoeding in beginsel door art. 1 EP EVRM wordt gewaarborgd (dat laat de Hoge Raad in het midden) en er dus een inbreuk is op het eigendomsrecht als de aansprakelijkheid wordt gelimiteerd, kan vanwege het algemeen belang dat de aansprakelijkheid – ook bij dood of letsel van de reiziger – kan worden beperkt, niet worden gezegd dat de wetgever niet tot de bepaling van art. 8:983 lid 1 BW had mogen komen.

(ii) De algemene maatregelen van bestuur waarbij de limiet niet is verhoogd – ondanks de verhogingen bij regelingen van andere vervoersmodaliteiten, waaronder het CLNI waarop de wetgever zich had kunnen oriënteren – kunnen op grond van art. 6:248 lid 2 geheel of ten dele buiten toepassing worden gelaten, mede gelet op de ernst van het letsel.

(iii) De verhoging van de limiet gaat de taak van de rechter te buiten, voor zover niet kan worden aangeknoopt bij objectieve maatstaven. Bij de inflatie kan dat wel en daarom mocht het hof de limiet doorbreken voor zover de wetgever niet rekening had gehouden met de geldontwaarding. Dat oordeel doorstaat de “fair-balance” toets. (meer…)

HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141 (Goglio/SMQ Group)

(i) Wanneer de wet of een duurovereenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid op grond van art. 6:248 lid 1 meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden. (ii) De uitleg van stellingen en verklaringen van procespartijen die ten grondslag liggen aan de beslissing van een hof dat sprake is van een gedekt verweer, is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. (meer…)

HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929 (ING Bank N.V./Verweersters)

De beëindiging door de kredietverlener van een kredietovereenkomst op grond van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging is niet rechtsgeldig als gebruikmaking van die bevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.  (meer…)

Cassatieblog.nl