Het overzicht van prejudiciële zaken vermeldt weer een aantal nieuwe civiele zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) toepasselijkheid van het in art. 128 van de Faillissementswet neergelegde fixatiebeginsel op de vereffening van een nalatenschap (2) vraag of bij art. 7:417 lid 4 BW ook van toepassing is op de korte termijn verhuur van vakantieaccommodaties (onlineplatform Airbnb) (3) vraag over consumentenrecht en (pre)contractuele informatieverplichtingen en (4) uitleg van het criterium ‘geen of een verwaarloosbare tegenprestatie’ van de verhuurder uit het Nellestein-arrest van de HR uit 2012. (meer…)
Overzicht nieuwe prejudiciële vragen aan de HR
CB 2021-27 | Geplaatst op 04-03-2021 | door Hanneke Arnoldus
Geplaatst in Erfrecht, Huurrecht, Kooprecht, Prejudiciële vragen Hoge Raad | Getagged BW art. 6:230m, BW art. 6:230u, BW art. 7:264 lid 1 BW, BW art. 7:417 lid 4, consumentenovereenkomst, fixatiebeginsel, Fw art. 128, geen of verwaarloosbare tegenprestatie, kortetermijnverhuur, precontractuele mededelingsplicht, Richtlijn 93/13/EEG, toetsing draagkracht, vereffening nalatenschap