Vervangende toestemming verhuizing zonder definitieve vaststelling ouderschapsregeling
HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2709
Onder omstandigheden kan een afweging van alle betrokken belangen meebrengen dat vervangende toestemming voor verhuizing op de voet van art. 1:253a BW moet of kan worden verleend op een moment waarop voor de periode na de verhuizing nog geen (definitieve) regeling is vastgesteld. Lees meer…
Risicoverzwaringsregeling in verzekeringspolis prevaleert boven art. 293 (oud) WvK
HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:274
De (inmiddels vervallen) risicoverzwaringsregeling van art. 293 (oud) WvK is van regelend recht, zodat een daarvan afwijkende regeling in de polisvoorwaarden prevaleert. Lees meer…
Schadeberekening in geval van ’total loss’ verklaarde auto
HR 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:208 (Verzoeker/New India)
Wanneer een zaak geheel verloren gaat doordat herstel niet mogelijk is of economisch onverantwoord, lijdt de benadeelde een verlies gelijk aan de waarde van de zaak. Ingeval een auto total loss wordt verklaard, kan dan ook aanspraak worden gemaakt op een vergoeding van de marktwaarde van de auto ten tijde van het verlies. Hiermee wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat de benadeelde zoveel mogelijk in de positie moet worden gebracht waarin hij zonder schadeveroorzakende gebeurtenis zou hebben verkeerd. Lees meer…
Appel vervalt niet bij te late betaling van nageheven griffierecht (Caribisch recht)
HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:269, 272, 280 en 284
1. Art. 270 lid 5 Rv (van Aruba, Sint Maarten, Curaçao of de BES-eilanden) kan niet worden aangemerkt als een wettelijke grondslag die op voldoende voorzienbare wijze de sanctie van verval van het hoger beroep verbindt aan niet-tijdige betaling van nageheven griffierecht.
2. Als het hof, ondanks de niet-tijdige betaling van het griffierecht en het daaruit voortvloeiende verval van het hoger beroep, toch gelegenheid aan de desbetreffende procespartij heeft gegeven voor een verdere inhoudelijke proceshandeling, zoals het indienen van een processtuk of het houden van een pleidooi, mag die procespartij in beginsel erop vertrouwen dat het hoger beroep aanhangig is en dat de door het hof toegelaten proceshandeling niet nodeloos zal blijken te zijn. Lees meer…
Overzicht recente prejudiciële vragen
Het overzicht van lopende zaken vermeldt vijf nieuwe civiele zaken (afgezien van 2 fiscaal-rechtelijke zaken) waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) is artikel 6 Bijzondere voorwaarden een beding dat op grond van Richtlijn 93/13 als oneerlijk moet worden beschouwd, (2) de invoering van de Jeugdwet en de WMO 2015, (3) kan art. 2:18 BW over omzetting van rechtspersonen overeenkomstig worden toegepast ten aanzien van kerkgenootschappen, (4) erkenning van bigamie en (5) tijdstip aanvang van de tien-jaar-termijn: het materiele einde of het formele einde van de schuldsanering. Lees meer…
Kinderalimentatie: verdeling draagkracht over in verschillende landen woonachtige kinderen uit twee relaties
HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:157 en ECLI:NL:HR:2017:163.
Bij de verdeling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige over kinderen uit twee relaties kan (een duidelijk verschil in) de behoefte van deze kinderen een rol spelen. Indien sprake is van in verschillende landen woonachtige kinderen kan ook een verschil in kosten van levensonderhoud tussen die landen van belang zijn voor het bepalen van de behoefte van die kinderen. Daarnaast is van belang of de nieuwe partner van de onderhoudsplichtige een eigen inkomen heeft, zodat deze dient bij te dragen aan de behoefte van de kinderen uit de relatie met de onderhoudsplichtige. Lees meer…
Voordeelstoerekening in effectenleasezaken
HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:164
Prejudiciële vragen. De Hoge Raad geeft regels voor voordeelstoerekening in effectenleasezaken. Aan bod komen onder meer de toerekening van een batig saldo op termijnen en restschuld; toerekening van overige voordelen; eigen schuld; de vraag of de wijze waarop het voordeel is genoten verschil maakt. Ook overweegt de Hoge Raad dat niet van belang is of sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last. Lees meer…
Bekrachtiging bij onbevoegde vertegenwoordiging vereist een tot de wederpartij gerichte verklaring
HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:144
Voor bekrachtiging van een onbevoegd, in naam van een ander, verrichte rechtshandeling (art. 3:69 BW) is vereist dat de bekrachtigingsverklaring tot de wederpartij is gericht en die wederpartij heeft bereikt. Lees meer…
Het risicobeginsel bij onbevoegde vertegenwoordiging door een advocaat
HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:142 en ECLI:NL:HR:2017:143 [1]
Het risicobeginsel bij onbevoegde vertegenwoordiging gaat niet zo ver dat het vertrouwen op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid uitsluitend op verklaringen of gedragingen van de onbevoegde vertegenwoordiger kan worden gebaseerd. Dit geldt ook bij vertegenwoordiging door een advocaat. Lees meer…
Rechtsmiddelenverbod art. 3:268 lid 3 BW analoog van toepassing op beschikking op verblijfsverzoek ex art. 3:251 BW
HR 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:213
De uitsluiting van de hogere voorziening waartoe in Rabobank/Sporting Connection is geoordeeld, heeft mede betrekking op de in art. 3:251 lid 1 BW bedoelde beslissing van de voorzieningenrechter dat het pand zal verblijven aan de pandhouder. Lees meer…