HR 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:805

Op grond van art. 18 lid 1 Wet Bopz (oud) is voor de verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf vereist dat de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin der wet verblijft.

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht een machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Volgens het verzoekschrift verbleef betrokkene op dat moment in GGzE de Woenselse Poort, locatie Doctor Poletlaan 91 te Eindhoven. Bij het verzoekschrift was een geneeskundige verklaring gevoegd dat betrokkene verbleef in de locatie aan de a-straat 1 te X. Bij de mondelinge behandeling heeft de advocaat van betrokkene aangevoerd dat deze locatie geen psychiatrische instelling is in de zin van de Wet Bopz (oud).

De rechtbank heeft het verweer verworpen en de verzochte machtiging verleend.

Op grond van art. 18 Wet Bopz (oud) kan de rechter op verzoek van de officier van justitie met betrekking tot een persoon die op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, een nieuwe machtiging tot voortgezet verblijf verlenen. Art. 1 Wet Bopz (oud) bepaalt dat voor de toepassing van de Wet Bopz onder een psychiatrisch ziekenhuis moet worden verstaan een door de minister als psychiatrisch ziekenhuis aangemerkte zorginstelling of afdeling daarvan.

De locatie aan de a-straat 1 te X en de in het verzoekschrift genoemde locatie Doctor Poletlaan 91 te Eindhoven zijn niet vermeld in de lijst van als zodanig aangemerkte psychiatrische ziekenhuizen in de Staatscourant. Dat betekent dat betrokkene ten tijde van de beschikking van de rechtbank niet verbleef in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin der wet en dat de toewijzing van de machtiging tot voortgezet verblijf niet mogelijk was.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking  en wijst terug.

Cassatieblog.nl

Share This