HR 13 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:32
(i) Volgens vaste rechtspraak moet in het kader van een onrechtmatigedaadsactie (art. 6:162 BW) wegens een gebrekkig product worden onderzocht of de producent een product in het verkeer heeft gebracht dat schade veroorzaakt bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het is bestemd (HR 22 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7239, NJ 2000/644).(ii) Ten aanzien van het “in het verkeer brengen” moet – in geval van een onrechtmatigedaadsactie – worden aangesloten bij de maatstaf voor productaansprakelijkheid van HvJEU 9 februari 2006, ECLI:EU:C:2006:93, NJ 2006/401 (O’Byrne/Sanofi), op grond waarvan een product in het verkeer is gebracht wanneer dit product het productieproces heeft verlaten en is opgenomen in het verkoopproces in een vorm waarin het aan het publiek wordt aangeboden voor gebruik of consumptie.
Achtergrond van deze zaak
DAF Trucks NV (hierna: DAF) heeft een bepaald type vrachtauto geproduceerd en geleverd aan een Duitse dochtervennootschap. Uiteindelijk is de vrachtauto geleverd aan Bemo Bedrijfswagens BV (hierna: Bemo). Bemo had de vrachtauto op haar beurt verhuurd aan een derde, die er stro en compost mee vervoerde. Tijdens het gebruik van de vrachtwagen is deze uitgebrand. Achmea heeft daarop als cascoverzekeraar een bedrag aan Bemo uitgekeerd.
In dit geding tracht Achmea het aan Bemo uitgekeerde bedrag op DAF te verhalen. Volgens Achmea is DAF als producent op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk voor de schade aan de vrachtauto, nu bij normaal gebruik van de vrachtauto spontaan brand kan ontstaan. Er was al een aantal voortuigen van dit type uitgebrand en volgens Achmea had DAF niet alle maatregelen getroffen die van haar als zorgvuldig producent mochten worden verwacht. DAF heeft daar, onder meer, tegen ingebracht dat niet zij, maar haar Duitse dochtervennootschap de auto in het verkeer heeft gebracht.
Zowel de rechtbank als het hof hebben de vorderingen van Achmea (grotendeels) toegewezen en geoordeeld dat DAF de auto in het verkeer heeft gebracht in de zin van art. 6:162 BW. Het hof overwoog daarbij dat hieraan niet afdoet dat DAF de auto niet rechtstreeks, maar via een dochtermaatschappij aan het publiek heeft aangeboden, nu DAF “de auto volledig heeft geproduceerd met de bedoeling dat deze direct dan wel via een verkoopkanaal bij het publiek zou terechtkomen”.
DAF heeft daarop cassatieberoep ingesteld. Daarbij klaagt DAF onder meer dat het hof een onjuiste maatstaf heeft aangelegd aangaande het “in het verkeer brengen” en daarnaast over de motivering van het oordeel van het hof.
Het begrip “in het verkeer brengen”
Naar vaste rechtspraak is het in het verkeer brengen van een product dat bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het bestemd was, schade veroorzaakt, onrechtmatig jegens de gebruikers van het product (vgl. HR 22 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7239, NJ 2000/644). Aan het begrip “in het verkeer brengen” in het kader van een onrechtmatigedaadsactie had de Hoge Raad vóór dit arrest nog geen invulling gegeven.
Wel was in het kader van de richtlijn productaansprakelijkheid (85/374/EEG) door het HvJEU in het O’Byrne/Sanofi-arrest een maatstaf aangelegd aangaande het “in het verkeer brengen” in de zin van de richtlijn. In die zaak oordeelde het HvJEU onder meer dat een product moet worden beschouwd als in het verkeer gebracht, wanneer dat het productieproces van de producent heeft verlaten en is opgenomen in een verkoopproces in een vorm waarin het aan het publiek wordt aangeboden voor gebruik of consumptie. Daarbij is in beginsel niet relevant dat het product rechtstreeks door de producent wordt verkocht aan de gebruiker of aan de consument, of dat de verkoop plaatsvindt in het kader van een distributieproces, waarbij een of meer tussenpersonen betrokken zijn.
In deze zaak staat in cassatie de vraag centraal of deze maatstaf ook geldt indien vorderingen wegens een gebrekkig product worden gebaseerd op onrechtmatige daad.
Hoge Raad
De Hoge Raad beantwoordt deze vraag in rov. 3.3.4 bevestigend: bij de beantwoording van de vraag of DAF de vrachtauto in het verkeer heeft gebracht, dient aansluiting te worden gezocht bij de maatstaf O’Byrne/Sanofi. Volgens de Hoge Raad ligt deze opvatting terecht in het oordeel van het hof besloten en heeft het hof zijn oordeel ook toereikend gemotiveerd.
De Hoge Raad verwerpt daarop het cassatieberoep en geeft met dit arrest duidelijkheid over de invulling van het begrip “in het verkeer brengen” bij een onrechtmatigedaadsactie wegens een gebrekkig product.
Achmea werd in cassatie bijgestaan door Karlijn Teuben en Irina Timp en in feitelijke instanties door John Koorevaar.