Selecteer een pagina

HR 23 december 2011,ECLI:NL:HR:2011:BT8457 (X/Achmea Retail Bank)

Art. 7A:1576 lid 3 BW strekt ertoe te voorkomen dat de in de wettelijke regeling van koop op afbetaling beoogde bescherming van de (huur)koper wordt ontgaan doordat de desbetreffende overeenkomst in een bepaalde vorm wordt gegoten. De contractuele vorm of constructie is niet doorslaggevend bij de beoordeling of sprake is van koop op afbetaling en dus kan een aandelenleaseovereenkomst waarbij de deelnemer tijdens de looptijd maandelijks alleen rente over het beleggingskrediet verschuldigd is, als zodanig worden aangemerkt, zodat toestemming van de echtgenoot – op straffe van vernietigbaarheid (art. 1:88 lid 1 sub d BW) – nodig is voor het aangaan daarvan.

De echtgenoot van X heeft – zonder haar toestemming – met een rechtsvoorganger van Achmea Retail Bank (Levob) een zestal aandelenleaseovereenkomsten gesloten, genaamd “Het Levob Hefboom Effect”. Bij dit beleggingsproduct leent de deelnemer fl. 15.000 (de hoofdsom) van Levob, waarmee Levob aandelen koopt voor rekening en risico van de deelnemer. De deelnemer wordt volgens het contract economisch eigenaar van de aandelen. Gedurende de looptijd van dit aandelenleaseproduct is de deelnemer 120 maandelijkse termijnen van fl. 142,50 verschuldigd. Volgens de overeenkomst zien deze termijnen slechts op rente over het beleggingskrediet. De hoofdsom dient aan het einde van de looptijd in één keer te werden afgelost, waartoe de verkoopopbrengst van de aandelen wordt gebruikt. Bij een ongunstig koersverloop is die opbrengst echter niet toereikend en resteert een schuld.

X heeft in deze procedure aangevoerd dat de door haar echtgenoot gesloten overeenkomsten aangemerkt moeten worden als koop op afbetaling, zodat zij die – vanwege het ontbreken van haar toestemming – kan vernietigen. Art. 1:88 lid 1 sub d BW bepaalt namelijk dat voor (de meeste) overeenkomsten van koop op afbetaling toestemming van de niet-handelende echtgenoot vereist is. Het ontbreken daarvan vormt een grond voor vernietiging van dergelijke overeenkomsten door betreffende echtgenoot. De achtergrond van deze bepaling is de bescherming van de niet-handelende echtgenoot en daarmee van het gezin (en de gezinsfinanciën).

Koop op afbetaling

Koop op afbetaling (waarvan huurkoop een species is) is geregeld in art. 1576 e.v. van boek 7A BW en is ingevoerd ter bescherming van kopers op afbetaling. Art. 7A:1576 lid 1 BW definieert koop op afbetaling als (i) koop en verkoop waarbij partijen overeenkomen dat (ii) de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen, nadat de verkochte (iii) zaak (iv) aan de koper is afgeleverd. Het derde lid van het genoemde artikel bepaalt dat alle overeenkomsten die dezelfde strekking hebben, onder welke vorm of benaming ook aangegaan, als koop op afbetaling worden aangemerkt. De achtergrond van deze zogenaamde “strekkingsbepaling” is dat de bescherming die beoogd is met de regeling inzake koop op afbetaling en met art. 1:88 lid 1 sub d BW, niet te gemakkelijk kan worden omzeild.

De Hoge Raad heeft zich in twee Dexia-zaken – waar het ook ging om aandelenleaseproducten – reeds uitgelaten over de begrippen “zaak” en “aflevering” uit de definitie van koop op afbetaling (HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2837 en HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3868). Daarin oordeelde de Hoge Raad dat koop op afbetaling niet slechts een zaak als object kan hebben, maar – conform art. 7A:1576 lid 5 BW – ook vermogensrechten, zoals aandelen. Verder overwoog de Hoge Raad dat onder het begrip aflevering van aandelen moet worden verstaan dat de koper het genot van de aandelen verkrijgt. Vanwege de vormgeving van de Dexia-contracten bestond geen twijfel dat voldaan was aan het vereiste van betaling van de koopprijs in termijnen (het termijnvereiste), zodat de Hoge Raad zich nog niet over de uitleg van dat vereiste had hoeven uitlaten.

Betaling in termijnen

In deze zaak staat dit termijnvereiste wél centraal. Het Hof had (veronderstellenderwijs) aangenomen dat aan de overige vereisten voor koop op afbetaling was voldaan (“koop” van een “zaak” die was “afgeleverd” aan de koper), maar kwam tot de conclusie dat geen sprake was van betaling van de koopprijs in termijnen, aangezien de koopprijs in één termijn uit de verstrekte geldlening was betaald en de deelnemer aan het product slechts gehouden was maandelijks rente te betalen over het verstrekte krediet (dat aan het einde van de looptijd in één termijn moest worden afbetaald). Om die reden was volgens het Hof geen sprake van koop op afbetaling; art. 7A:1576 lid 3 BW (de strekkingsbepaling) maakte dat volgens het Hof niet anders. De Hoge Raad ziet dat anders en laat het oordeel van het Hof ten aanzien van de strekkingsbepaling niet in stand.

De Hoge Raad overweegt dat art. 7A:1576 lid 3 BW ertoe strekt te voorkomen dat de in de wettelijke regeling van koop op afbetaling beoogde bescherming van de (huur)koper wordt ontgaan doordat de desbetreffende overeenkomst in een bepaalde vorm wordt gegoten. Onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis oordeelt de Hoge Raad vervolgens dat het er bij toepassing van de strekkingsbepaling op aankomt door de constructie die de partijen aan hun handeling hebben gegeven heen te kijken zodat, bijvoorbeeld, een samenstel van overeenkomsten waarbij een zaak verkocht wordt tegen contante betaling doch de koopsom door de verkoper aan de koper ter leen wordt verstrekt onder beding van terugbetaling in termijnen, moet worden aangemerkt als een koop en verkoop op afbetaling.

Ten aanzien van het aandelenleaseproduct in deze zaak oordeelt de Hoge Raad vervolgens dat de door de deelnemer te betalen rentetermijnen weliswaar niet kunnen worden aangemerkt als termijnen van de koopsom indien men ervan uitgaat dat de koopsom al ten tijde van de aflevering wordt voldaan uit de door Levob aan de deelnemer geleende geldsom, maar dat het anders ligt wanneer men door de geldleenconstructie heenkijkt en de geldelijke verplichtingen in ogenschouw neemt die, onder welk etiket ook, de deelnemer door het aangaan van een overeenkomst als de onderhavige op zich neemt. De Hoge Raad wijst erop dat de deelnemer aan het “Levob Hefboom Effect” naar de kern genomen, als tegenprestatie voor de verwerving van de economische eigendom van effecten ter waarde van fl. 15.000, gehouden is tot betaling van in totaal fl. 32.100 (fl. 15.000 + alle maandelijkse rentetermijnen), waarvan fl. 17.100 te voldoen in (120) maandelijkse termijnen van fl. 142,50. Daarbij is het volgens de Hoge Raad slechts een kwestie van constructie of de maandelijkse termijn van fl. 142,50 is vormgegeven als rente over een lening, dan wel (zonder geldlening) als rente over de schuldig gebleven koopsom, al dan niet met een (gedeeltelijke) aflossingscomponent, met in alle gevallen een forse slotbetaling na verkoop van de aandelen na het verstrijken van de looptijd. Vooropgesteld dat de effecten zijn aan te merken als een “verkochte zaak” die aan het begin van de looptijd wordt “afgeleverd” aan de deelnemer, heeft de overeenkomst derhalve, in het licht van art. 7A:1576 lid 3, onmiskenbaar dezelfde strekking als een koop en verkoop op afbetaling, zo concludeert de Hoge Raad.

De Hoge Raad merkt ten slotte op dat aan het hiervoor beschreven oordeel niet in de weg staat dat de wetgever ervan heeft afgezien de overeenkomst van geldlening op te nemen bij de in art. 1:88 lid 1 BW genoemde rechtshandelingen waarvoor de toestemming van de andere echtgenoot nodig is, en dat zulks gelet op de vereiste rechtszekerheid in het rechtsverkeer meebrengt dat de andere echtgenoot niet de nietigheid van de geldlening kan inroepen op de grond dat die naar haar strekking op één lijn gesteld kan worden met een wel in art. 1:88 lid 1 genoemde rechtshandeling (vgl. HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8201). In dit geval wordt immers niet de nietigheid ingeroepen van een overeenkomst van geldlening, maar van een samenstel van overeenkomsten die op grond van art. 7A:1576 lid 3 naar hun strekking tezamen als een koop en verkoop op afbetaling moeten worden aangemerkt.

Eiseres tot cassatie is bijgestaan door Hans van Wijk en de auteur.

Cassatieblog.nl

Share This