HR 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1906

Deze zaak draait om de Landsverordening op uitgifte in erfpacht van gronden toebehorende aan Sint Maarten. Hoofdstuk III van die verordening, getiteld ‘Vervreemding’, is niet van toepassing op de bevoegdheid van de minister om gronden in erfpacht uit te geven.

Achtergrond

Tesi c.s. (eisers tot cassatie) beogen percelen land in erfpacht te verkrijgen van het Land Sint Maarten (verweerder in cassatie).

Een voormalig minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur (VROMI) van het Land had enkele van deze percelen bij besluit aan Tesi c.s. in erfpacht uitgegeven, in het kader van een grondruil. De opvolgend minister van VROMI heeft zich beroepen op de nietigheid van dit besluit.

In deze procedure vorderen Tesi c.s. dat het Land meewerkt aan de uitgifte in erfpacht van deze percelen.

Geschil in feitelijk instanties

Het gerecht en het hof hebben de vordering afgewezen. Het hof overwoog in dat verband:

“2.5. De LANDSVERORDENING op de uitgifte in erfpacht van gronden toebehorende aan Sint Maarten luidt, voor zover hier van belang:

HOOFDSTUK I: Uitgifte in erfpacht

Artikel 1

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur, hierna te noemen: de minister, is bevoegd tot uitgifte van gronden in erfpacht volgens de bepalingen van dit hoofdstuk.

(…)

HOOFDSTUK III; Vervreemding

Artikel 27

1) Behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel wordt bij landsverordening besloten tot het vervreemden van gebouwde en ongebouwde eigendommen van Sint Maarten, voor zover de minister daartoe niet is gemachtigd.

2) De minister is bevoegd tot verkoop van gronden voor zover het percelen betreft, die geen zelfstandig bouwperceel vormen en een oppervlakte van 500 m² niet te boven gaan, noch ook met andere door landsorganen verkochte percelen een zelfstandig bouwperceel vormen of een oppervlakte van 500 m² te boven gaan.

3) Vervreemding van gronden door middel van ruiling kan geschieden bij besluit van de minister, indien de waardeverhouding van de te ruilen gronden als gelijkwaardig kan worden aangemerkt en de leggerwaarde van de te vervreemden gronden niet meer dan NAf 3.000,- bedraagt.”

Volgens het hof omvat het begrip ‘vervreemden’ in hoofdstuk III en art. 27 van de Landsverordening niet alleen de overdracht van een goed, maar ook het vestigen van een beperkt recht (zoals een erfpachtrecht) op dat goed. Ook vervreemding van grond door middel van ruiling, zoals bedoeld in art. 27 lid 3 van de Landsverordening, kan dus geschieden door het vestigen van een erfpachtrecht.

Het hof constateerde vervolgens dat de leggerwaarde van de te vervreemden gronden meer dan 3.000 NAf bedraagt. Daarom was voor de ruil van die gronden een Landsverordening vereist en was de voormalig minister van VROMI niet bevoegd tot die ruil (art. 27 lid 1 jo. 3 van de Landsverordening).

De Hoge Raad

Tesi c.s. bestrijden dit oordeel in cassatie. Zij voeren aan dat hoofdstuk III van de Landsverordening niet van toepassing is op de uitgifte in erfpacht van gronden.

De Hoge Raad overweegt dat art. 1 van de Landsverordening bepaalt dat de minister van VROMI bevoegd is tot uitgifte van gronden in erfpacht volgens de bepalingen van hoofdstuk I van de Landsverordening. Hij oordeelt dat uit de tekst van de bepaling en de systematiek van de Landsverordening (zoals beschreven in nr. 2.14 van de conclusie van A-G Rank-Berenschot) volgt dat op de uitoefening van deze bevoegdheid niet de bepalingen van hoofdstuk III en art. 27 van de Landsverordening van toepassing zijn. Het hof heeft dat artikel ten onrechte wel toegepast op dit geval.

Afdoening

Volgt vernietiging en verwijzing. Dat is in lijn met de conclusie A-G.

Share This

Cassatieblog.nl