Dossier: Caribisch recht (Aruba, Curaçao en Sint Maarten, BES)


HR 13 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2614

Door het buiten toepassing laten van art. 1:5 lid 1 BW Aruba (BWA) wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel tussen de man en de vrouw en te beslissen dat het door de man erkende kind de geslachtsnaam van de vrouw behoudt, is het Hof zijn rechtsvormende taak te buiten gegaan. Met de vaststelling van de Landsverordening aanvulling BWA heeft de wetgever een keuze gemaakt uit de verschillende stelsels die denkbaar zijn om ongelijke behandeling op te heffen. Door bij die keuze aan te sluiten kan de rechter een oplossing bieden voor het rechtstekort van de geldende wetgeving. (meer…)

HR 6 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2565

De Hoge Raad herhaalt een eerdere uitspraak waarin is bepaald dat degene die zich jegens de rechthebbende beroept op een recht om een goed te houden of te gebruiken, zoals een huurrecht, de stelplicht en bewijslast heeft met betrekking tot de feiten waaruit dat recht volgt (HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1185, NJ 2017/286). Het hof heeft dit niet miskend, maar heeft ten onrechte het bewijsaanbod van de rechthebbende – dat als het aanbod tot het leveren van tegenbewijs door getuigen moet worden aangemerkt – gepasseerd. (meer…)

Het overzicht van lopende prejudiciële vraag-procedures vermeldt weer een aantal nieuwe civiele zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) erkenning kind in Sint-Maarten, (2) aanvullende vragen over verschuldigdheid van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstellingen, (3) het afsluiten van een WAM-verzekering motorrijtuig nadat daarmee een ongeval heeft plaats gevonden, (4) vordering van de Ontvanger in faillissement  ingeval van oneigenlijke lossing met betrekking tot rentekas-btw en (5) of art. 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd is met Richtlijn 2000/78 EG. (meer…)

HR 23 juni 2017 ECLI:NL:HR:2017:1149

Caraïbische zaak. Aan bewijsaanbod te stellen specificatie-eisen. Aanbod tot horen van een getuige die reeds bij politie verklaring heeft afgelegd. Eis dat bewijsaanbod terzake dienend moet zijn. Respons op alle door eisers tot cassatie aangevoerde grondslagen van aansprakelijkheid ligt in voldoende mate in vonnis van Gemeenschappelijk Hof besloten. (meer…)

HR 9 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1059

1. De betekening en kennisgeving van stukken in het onderlinge verkeer tussen Nederland en Aruba – en Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba – wordt niet beheerst door de bepalingen van het Haags Betekeningsverdrag of van het Haags Rechtsvorderingsverdrag.
2. Onder ‘buitenland’ in de zin van art. 5, aanhef en onder 8° RvA valt ook Nederland, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
3. In een Arubaanse procedure in hoger beroep waarin de geïntimeerde die niet in Aruba woont en daarin evenmin een bekend verblijf heeft, maar van wie de woonplaats of het werkelijk verblijf in het buitenland bekend is, niet verschijnt, moet het Gemeenschappelijk Hof zijn uitspraak aanhouding en onderzoeken welke pogingen de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken dan wel de deurwaarder in het werk heeft gesteld om zoveel mogelijk te bevorderen dat de stukken bedoeld in art. 273 RvA (de verklaring dat hoger beroep is ingesteld en de memorie van grieven en de daarbij overgelegde bescheiden) degene voor wie zij zijn bestemd, bereiken.

(meer…)

HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:269, 272, 280 en 284

1. Art. 270 lid 5 Rv (van Aruba, Sint Maarten, Curaçao of de BES-eilanden) kan niet worden aangemerkt als een wettelijke grondslag die op voldoende voorzienbare wijze de sanctie van verval van het hoger beroep verbindt aan niet-tijdige betaling van nageheven griffierecht.
2. Als het hof, ondanks de niet-tijdige betaling van het griffierecht en het daaruit voortvloeiende verval van het hoger beroep, toch gelegenheid aan de desbetreffende procespartij heeft gegeven voor een verdere inhoudelijke proceshandeling, zoals het indienen van een processtuk of het houden van een pleidooi, mag die procespartij in beginsel erop vertrouwen dat het hoger beroep aanhangig is en dat de door het hof toegelaten proceshandeling niet nodeloos zal blijken te zijn. (meer…)

Cassatieblog.nl