Dossier: Grondrechten en mensenrechten


HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3609

Bij beantwoording van de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt in een (arbeids)geschil met een internationale organisatie is van belang of de rechtzoekende over redelijke alternatieve middelen beschikt om de door het EVRM aan hem toegekende rechten effectief te kunnen beschermen. Het komt erop aan of, gelet op die alternatieven, het wezen van iemands recht op toegang tot de rechter wordt aangetast. Het beroep op immuniteit van jurisdictie kan niet afstuiten op de enkele grond dat de alternatieve beroepsinstantie (beweerdelijk) het Unierecht onjuist heeft toegepast. (meer…)

HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3628

Cassatie in het belang der wet. Gelet op het fundamentele belang van een gelijke behandeling naar geslacht wordt de rechter bij de noodzakelijkheidstoetsing van een discriminatoire kortingsregeling betreffende een nabestaandenpensioen niet beperkt door de in beginsel aan cao-partijen toekomende onderhandelingsvrijheid. Ingevolge art. 6a WGB dient het pensioenfonds te bewijzen dat voor het gemaakte onderscheid een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat. Daarbij komt het aan op de feiten en omstandigheden van het concrete geval. (meer…)

 HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3627

Voorzichtigheid is geboden bij het inlezen van rechtsopvattingen in EHRM-arresten waarin in een vergelijkbare kwestie een schending van art. 10 EVRM is aangenomen: het kan zijn dat de uitspraken van de nationale rechter in die zaken slechts onvoldoende waren gemotiveerd. (meer…)

HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3307

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het HvJEU: (1) doen de beheerders van een torrent index website een ‘mededeling aan het publiek’, ook al zijn op de website geen beschermde werken aanwezig en (2) zo nee, bieden Europese richtlijnen dan toch een grondslag voor een bevel tot blokkade van een dergelijke site door internetproviders? (meer…)

HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1687 (ABVAKABO FNV/Amsta)

Naleving van de ‘spelregels’ is niet langer een zelfstandige voorwaarde voor de rechtmatigheid van een collectieve actie. Wel zijn de spelregels nog steeds van belang als gezichtspunten bij de vraag of de uitoefening van het recht op collectief optreden (art. 6 onder 4 ESH) in een concreet geval dient te worden beperkt of verboden langs de weg van art. G ESH. Andere gezichtspunten zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade. (meer…)

Cassatieblog.nl