Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 22 juni 2012, LJN BW5695 (ABN AMRO/X)

Na een ontslag op staande voet kan een werknemer gedurende een half jaar de nietigheid van dat ontslag inroepen (art. 9 lid 3 BBA). Een beroep van een werkgever op deze vervaltermijn kan – hoewel daaraan in beginsel strikt de hand moet worden gehouden – onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Bij de honorering van een beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid moet  de rechter grote terughoudendheid betrachten; nog meer dan bij de toepassing van art. 6:248 lid 2 BW in het algemeen al het geval is. (meer…)

HR 22 juni 2012, LJN BW4006 (Pharmachemie/Glaxo)

Het begrip “aanbieden” in art. 53 lid 1 ROW 1995 moet ruim worden opgevat. Het staat een geneesmiddelenproducent niet vrij om, nog voor het verstrijken van de geldigheidsduur van een octrooi op een bepaald geneesmiddel, bekend te maken dat hij op afzienbare termijn op de markt komt met een generieke variant daarvan. Een vordering tot vergoeding van proceskosten op de voet van art. 1019h Rv kan ook zonder tijdige specificatie worden toegewezen, als de wederpartij heeft laten weten geen opmerkingen te hebben over het (te laat) gespecificeerde bedrag. (meer…)

HR 15 juni 2012, LJN BW1726 (De Kerseboom/Ontvanger)

De beantwoording van de vraag of een derde-beslagene, ondanks de blokkering van haar rekening, op enig moment de beschikking over een geldbedrag heeft verkregen, hangt af van wat tussen de derde-beslagene en de bank gold in verband met de blokkering en de boeking van het geldbedrag op de “verschillenrekening”. Dat creditering van het geldbedrag op de rekening van de derde-beslagene is uitgebleven staat niet eraan in de weg dat deze de macht over de gelden kon uitoefenen: onder omstandigheden kan ook de macht over gelden worden uitgeoefend zonder dat de gelden op de bankrekening van de rekeninghouder zijn bijgeschreven. (meer…)

HR 8 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV8510 (Abu Dhabi Islamic Bank/ABN AMRO)

Een vordering tot exhibitie van bescheiden (art. 843a Rv) kan worden ingesteld hetzij in een lopend geding, hetzij in een afzonderlijk geding (vgl. HR 6 oktober 2006,  ECLI:NL:HR:2006:AX7774). In het laatste geval is niet vereist dat over de rechtsbetrekking waaromtrent afgifte van bescheiden wordt gevraagd een procedure aanhangig is of zal worden gemaakt, en evenmin of een dergelijke procedure in Nederland zal worden gevoerd. (meer…)

HR 1 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV8216 

De biologische moeder die in appel niet was verschenen, maar wel als belanghebbende was aangemerkt en op wiens brieven door het hof acht is geslagen, dient in cassatie als verschenen belanghebbende te worden beschouwd.  (meer…)

Cassatieblog.nl