Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:364

Het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (hierna: LPR) vormt een uitwerking van het bepaalde in art. 133 Rv over de door de rechter vast te stellen termijnen voor het nemen van conclusies en andere proceshandelingen, het uitstel daarvoor, en het verval van recht om de betreffende rechtshandeling te verrichten. Nu ingevolge art. 2.15 LPR, vierde versie, aanspraak bestond op een uitstel van twee weken voor het nemen van een antwoordakte, heeft het hof ten onrechte bij rolbeslissing het uitstelverzoek afgewezen en het recht op het nemen van een antwoordakte vervallen verklaard. (meer…)

HR 9 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:316

De mogelijkheid uit art. 349a lid 2 en 3 Fw om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen is er voor gevallen waarin na ommekomst van de reguliere termijn geen schone lei kan worden verleend, maar de verwachting gerechtvaardigd is dat dit op termijn wel mogelijk zal zijn. Als de reguliere termijn al verstreken is en de rechtbank beslist dat de looptijd van de regeling wordt verlengd omdat – hoewel er sprake is van een toerekenbare tekortkoming jegens de belastingdienst – verzoekster mogelijk succesvol zal zijn in haar strijd tegen het terugvorderingsbesluit, is sprake van een appellabele beslissing op de voet van art. 349a lid 3 Fw. (meer…)

HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141 (Goglio/SMQ Group)

(i) Wanneer de wet of een duurovereenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid op grond van art. 6:248 lid 1 meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden. (ii) De uitleg van stellingen en verklaringen van procespartijen die ten grondslag liggen aan de beslissing van een hof dat sprake is van een gedekt verweer, is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. (meer…)

HR 15 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:219

Als een beroepschrift niet is ondertekend door een advocaat, kan dit gebrek binnen door de rechter te bepalen termijn worden hersteld door hetzelfde beroepschrift getekend door een advocaat nogmaals in te dienen. (meer…)

HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:221
(Promneftstroy c.s. / verweerders)

Bij de beantwoording van de vraag tegen welke uitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld, komt het aan op hetgeen een verweerder dienaangaande redelijkerwijs heeft moeten begrijpen. In het onderhavige geval kan redelijkerwijs geen onzekerheid hebben bestaan over de omvang van het cassatieberoep. (meer…)

HR 2 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:147

Gelet op het (grotendeels) ontbreken van een regeling in het commune internationaal privaatrecht en mededelingen van de zijde van de regering over het uitblijven van ratificatie van het Haags verdrag inzake internationale bescherming van volwassenen (HVV), moet worden aanvaard dat in voorkomend geval ruimte bestaat voor anticiperende toepassing van bepalingen uit het HVV. Om dezelfde reden bestaat er geen bezwaar de regels van het HVV toe te passen in geval van een rechterlijke beslissing uit een land dat geen partij is bij het verdrag (Spanje). (meer…)

Cassatieblog.nl