Dossier: Verbintenissenrecht


HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4909 (Fujitsu/Exel)

Voor toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan ook plaats zijn ingeval de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de bevoegdheid van de pseudo-gevolmachtigde op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de onbevoegd vertegenwoordigde achterman komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Een “toedoen” van de achterman is daarvoor niet noodzakelijk. De omstandigheid dat de pseudo-gevolmachtigde en de achterman geen deel uitmaakten van een ondoorzichtige groep van organisaties, kan niet bijdragen aan het oordeel dat geen sprake is van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. (meer…)

HR 3 februari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BT6947 (Dix q.q./ING Bank)

Vorderingen kunnen rechtsgeldig worden verpand met een verzamelpandakte, waarbij de bank optreedt als gevolmachtigde van de – slechts generiek omschreven – pandgevers. Dat de namen van de pandgevers in de verzamelpandakte niet zijn vermeld, maakt de vorderingen niet onvoldoende bepaald in de zin van art. 3:84 lid 2 BW. Wel moet de datering van de stampandakte en het volmachtbeding vaststaan. (meer…)

HR 27 januari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BU3777

Het uitzonderingskarakter van art. 6:130 lid 1 BW brengt mee dat een beroep op verrekening jegens een cessionaris slechts kan worden aanvaard als de tegenvordering van de schuldenaar voldoende nauw samenhangt met de gecedeerde vordering. De enkele omstandigheid dat vordering en tegenvordering in hetzelfde document zijn geregeld, brengt niet noodzakelijk mee dat zij uit dezelfde rechtsverhouding voortvloeien. (meer…)

HR 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3162 (Agfaphoto Finance N.V./Foto Noort)

Het oordeel van het hof dat het tekortschieten door de huurverkoper onder een huurkoopovereenkomst de ontbinding van een met deze overeenkomst samenhangende financieringsovereenkomst rechtvaardigt, is juist en niet onbegrijpelijk. Daaraan doet niet af dat ontbinding van de huurkoopovereenkomst niet uitdrukkelijk is gevorderd. De nauwe verbondenheid tussen beide overeenkomsten brengt echter geen schadeplichtigheid van de financieringsmaatschappij mee wegens tekortschieten van de huurverkoper onder de huurkoopovereenkomst. (meer…)

HR 23 december 2011,ECLI:NL:HR:2011:BT8457 (X/Achmea Retail Bank)

Art. 7A:1576 lid 3 BW strekt ertoe te voorkomen dat de in de wettelijke regeling van koop op afbetaling beoogde bescherming van de (huur)koper wordt ontgaan doordat de desbetreffende overeenkomst in een bepaalde vorm wordt gegoten. De contractuele vorm of constructie is niet doorslaggevend bij de beoordeling of sprake is van koop op afbetaling en dus kan een aandelenleaseovereenkomst waarbij de deelnemer tijdens de looptijd maandelijks alleen rente over het beleggingskrediet verschuldigd is, als zodanig worden aangemerkt, zodat toestemming van de echtgenoot – op straffe van vernietigbaarheid (art. 1:88 lid 1 sub d BW) – nodig is voor het aangaan daarvan. (meer…)

HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT6408 (TomTom c.s./X)

Nadat partijen in deze zaak op hoofdlijnen overeenstemming hadden bereikt over de indiensttreding van X als CFO bij TomTom, hebben zij verder onderhandeld over de arbeidsvoorwaarden, met name over de toekenning van een optiepakket aan X. De Hoge Raad laat het oordeel van het hof in stand dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten die vervolgens eenzijdig door TomTom is beëindigd. Ook blijft het oordeel van het hof overeind dat de opschortende voorwaarde van ondertekening van de arbeidsovereenkomst, die gold voor de toepasselijkheid van een overeengekomen ontslagregeling, gelet op art. 6:23 BW als vervuld heeft te gelden.  (meer…)

Cassatieblog.nl