Dossier: Verbintenissenrecht


HR 20 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV5555

Kwalitatieve rechten in de zin van art. 6:251 BW kunnen ook ontstaan zonder dat de overeenkomende partijen aan de zijde van de debiteur een kwalitatieve verplichting als bedoeld in art. 6:252 BW in het leven roepen, zonder dat de partijen in hun overeenkomst bepalen dat de rechten als kwalitatieve rechten zullen overgaan op verkrijgers onder bijzondere titel en ook zonder dat die rechten in de openbare registers openbaar worden ingeschreven. (meer…)

HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2629 (X/mr. Tiethof q.q.)

Indien de bij een rechtshandeling betrokken partijen berusten in de buitengerechtelijke vernietiging daarvan, geldt ten opzichte van een derde het vermoeden dat deze vernietigingsverklaring effect heeft gehad. Het ligt op de weg van de derde om dit vermoeden te ontzenuwen. Derdenbeslag onder de schuldenaar ten laste van zijn schuldeiser levert in beginsel schuldeisersverzuim op. Was de schuldenaar ten tijde van de beslaglegging reeds in verzuim, dan ligt het echter op zijn weg om aan te tonen dat hij wel in staat en bereid was zijn verbintenis te voldoen, maar daartoe uitsluitend door het derdenbeslag werd verhinderd. (meer…)

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6727 (A c.s./Tennisvereniging De IJpelaar)

Een kwalitatief recht (art. 6:251 BW) hoeft door de schuldeiser niet mede te zijn bedongen ten behoeve van diens rechtsopvolgers onder bijzondere titel, ook niet naar oud recht. Een beroep op onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW) – waarvoor in kort geding geen plaats is – mag door de rechter worden opgevat als een beroep op derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW). Voor derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid is vereist dat gebondenheid aan de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en niet of gebondenheid niet langer redelijk is. (meer…)

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3784 (ASR/Achmea)

Op de verjaring van een regresvordering tussen hoofdelijk medeschuldenaren (art. 6:10 lid 2 BW) is de verjaringstermijn van vijf jaar van art. 3:310 lid 1 BW van toepassing. Deze termijn gaat niet eerder lopen dan het moment waarop de regresvordering is ontstaan. Dit laatste is het geval zodra één van de hoofdelijk schuldenaren de vordering van de schuldeiser voldoet voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat. (meer…)

HR 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0614 (ING/Manning q.q.)

De verbintenis van een bank om overeenkomstig een instructie van haar rekeninghouder een betalingsopdracht ten laste van het saldo van de rekening-courant uit te voeren, ontstaat pas op het moment dat die instructie wordt gegeven. (meer…)

HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0472

Een in het kader van een reconstructie gemaakte administratieve vergissing van het Kadaster of de Reconstructiecommissie, waardoor erfdienstbaarheden zijn vervallen en waarbij geen rechten en belangen van derden in het geding zijn, moet worden hersteld, ondanks dat tegen het verval een met voldoende waarborgen omklede procedure heeft opengestaan die niet is benut. Dat vloeit hier volgens de Hoge Raad voort uit de redelijkheid en billijkheid, maar herstel kan ook worden toegewezen op grond van ongerechtvaardigde verrijking. (meer…)

Cassatieblog.nl