Selecteer een pagina

In geschil tegen overige vereffenaren nalatenschap hoeft mede-vereffenaar niet ook zichzelf te dagvaarden

HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:721

Ingevolge art. 4:198 BW oefenen de erfgenamen hun bevoegdheden als vereffenaars van de beneficiair aanvaarde nalatenschap in beginsel slechts gezamenlijk uit. Dit brengt echter niet mee dat in het geval één van de vereffenaars de gezamenlijke vereffenaars in rechte betrekt, deze ook zichzelf, als mede-vereffenaar, zou moeten dagvaarden. Lees meer…

Geen verdeling van (brand)verzekeringspenningen die zijn gestort op de bankrekening van de VvE

HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:719

Het is aan de Vereniging van Eigenaren (VvE) te beslissen – met inachtneming van art. 5:136 lid 2 BW – op welke wijze het herstel zal plaatsvinden en wanneer en aan wie de verzekeringspenningen daartoe worden (door)betaald. Geschillen daarover kunnen op de voet van art. 5:138 BW op verzoek van de meest gerede partij aan de kantonrechter voorgelegd worden. Het verzoek moet alsdan worden gericht tegen de VvE. Lees meer…

Geen aanhouding kostenveroordeling kort geding in afwachting van uitkomst bodemprocedure

HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:666 (Astellas/Synthos)

Het ontbreken van spoedeisend belang kon de aanhouding van de beslissing omtrent de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure, niet rechtvaardigen, mede gelet op de onbepaalde en mogelijk (zeer) lange duur van die aanhouding. Lees meer…

Aansprakelijkheid voor tenuitvoerlegging later vernietigd vonnis

HR 1 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:542 (Duck /verweerder)

De betekening van het vonnis aan de wederpartij ter inleiding van de executie is in beginsel voldoende om aan te nemen dat sprake is van dreiging met executie. Door die betekening geeft de executant immers te kennen nakoming van het vonnis te verlangen. Lees meer…

Het vereiste van spoedeisend belang in appel tegen in kort geding uitgesproken proceskostenveroordeling

HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:661

De regel dat de appelrechter in kort geding moet beoordelen of de eisende partij ten tijde van het hof-arrest (nog) een spoedeisend belang heeft, ziet alleen op de met betrekking tot het geschil van partijen verlangde voorzieningen en niet (mede) op de proceskostenveroordeling. Lees meer…

Geen dwangsomverbod bij veroordeling tot medewerking aan levering onroerende zaken met verplichting tot betaling koopsom

HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:667 (Eiser c.s./ABC Wonen)

In het geval aan een veroordeling tot medewerking aan de levering van onroerende zaken de verplichting tot betaling van de koopsom is gekoppeld, is geen sprake van een situatie waarin betaling van de koopsom ook kan worden bewerkstelligd door rechtstreekse executie. In een dergelijke situatie geldt het dwangsomverbod van art. 611a lid 1 Rv dan ook niet. Lees meer…

De Hoge Raad verduidelijkt de regels voor pleidooi na rechterswisseling

HR 15 april 2016, ELCI:NL:HR:2016:662 (Mr. Muetstege q.q. / Gemeente Amsterdam)

1) De verplichting om na een mondelinge behandeling aan partijen mededeling te doen van een rechterswisseling, vervalt na de eerste uitspraak die op een mondelinge behandeling volgt. Na die uitspraak is het aan partijen om eventueel initiatieven te ontplooien. 2) De voorwaarden voor afwijzing van een verzoek om een nadere mondelinge behandeling na een rechterswisseling kunnen tot de einduitspraak een rol blijven spelen. 3) De regels rond rechterswisseling zien niet op de comparitie na aanbrengen in hoger beroep. Lees meer…

De Hoge Raad over ‘disclosed but not claimed is disclaimed’

HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:196 (Bayer/Sandoz)

1. Voor het bepalen van de beschermingsomvang van een octrooi gaat het om de vaststelling van hetgeen het octrooi toevoegt aan de stand van de techniek. Alleen in het kader van de inbreukvraag kan mede betekenis worden gehecht aan de kennis van de gemiddelde vakman ten tijde van de beweerde inbreuk, in het bijzonder waar het erom gaat of sprake is van equivalente elementen.
2. De regel ‘disclosed but not claimed is disclaimed’ kan ook van toepassing zijn als de ‘openbaring’ geen betrekking heeft op een middel dat de basis kan vormen voor een conclusie.  Lees meer…

Potentiële vordering op derde levert geen ‘rechtstreeks en voldoende belang’ (art. 3:15j BW) op voor openlegging boekhouding van failliet

HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:612 (Schmitz q.q./verweerster)

Van een rechtstreeks en voldoende belang als bedoeld in art. 3:15j, aanhef en onder d BW is geen sprake indien inzage in de boekhouding van de failliet wordt verlangd met het oog op een mogelijk door hem in te stellen vordering tegen een derde, zoals de voormalig beleidsbepaler van een failliete vennootschap. Indien een schuldeiser van de failliet in een dergelijk geval informatie uit diens boekhouding wenst te verkrijgen, kan hij daartoe de weg bewandelen van een op de voet van art. 843a Rv aanhangig te maken vordering tegen de curator. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl