

Waardering van door de onteigende winbare bodembestanddelen
HR 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2741 (Gemeente Beuningen/X)
(1) Van een schending van hoor en wederhoor omdat deskundigen onaangekondigd een derde raadplegen, is slechts sprake wanneer het deskundigenbericht als geheel daardoor onvoldoende inzichtelijk en controleerbaar is.(2) De onteigende komt in beginsel een vergoeding toe vanwege de aanwezigheid van bruikbare bodembestanddelen; bij het bepalen van de omvang van die vergoeding is de rechtbank, wanneer ook de onteigende deze kon uitwinnen, vrij in zijn keuze voor een waarderingsmethode of een combinatie daarvan. Lees meer…

Proceskostenveroordeling in een procedure over staatsaansprakelijkheid wegens schending van de redelijke termijn
HR 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2756
In een procedure betreffende overschrijding van de redelijke termijn voor berechting blijft de regel van art. 237 Rv, dat de in het ongelijk gestelde partij in de kosten wordt veroordeeld, van toepassing. Lees meer…

Driemaal effectenlease en de Duisenbergregeling
HR 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2822, 2825, 2835
(1) Aan Dexia verzonden brief geldt niet als ‘opt out-verklaring’ in de zin van art. 7:908 lid 2 BW; (2) Verbindendverklaring WCAM-0vereenkomst (art. 7:909 BW) ook mogelijk voor andere vorderingen dan die tot schadevergoeding; (3) WCAM-overeenkomsten moeten naar objectieve maatstaven worden uitgelegd; ook gebondenheid aan Duisenbergregeling indien leaseovereenkomst door een van de echtgenoten ex art. 1:89 BW buitengerechtelijk is vernietigd. Lees meer…

Artikel 7A:1798 BW niet van toepassing bij opschortende voorwaarde
HR 3 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2228
Artikel 7A:1798 BW is alleen van toepassing op een door partijen overeengekomen opschortende tijdsbepaling, en niet op een opschortende voorwaarde. Uitgaande van het bestaan van deze voorwaarde, rusten op de partij die desondanks nakoming verlangt, de stelplicht en bewijslast dat de voorwaarde niet langer aan nakoming in de weg staat doordat deze in vervulling is gegaan. Lees meer…

Ondernemingskamer mag afschrift onderzoeksverslag dat voor een ieder ter inzage ligt op verzoek aan derde toezenden
HR 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2740
Op grond van art. 2:353 lid 2 BW kan de Ondernemingskamer bepalen dat een onderzoeksverslag voor een ieder ter inzage ligt. Noch uit de tekst, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling volgt dat in dat geval geen afschrift aan een derde mag worden verstrekt. Een adequate invulling van de beslissing van de Ondernemingskamer tot (feitelijke) openbaarmaking van het verslag, brengt mee dat het verslag mag worden toegezonden aan een belangstellende die daartoe een verzoek heeft gedaan. Lees meer…

De veertiendagenbrief: aanvang van de veertiendagentermijn en bewijs van ontvangst
HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704 (Fa-Med/Verweerster)
De Hoge Raad beantwoordt (wederom) prejudiciële vragen over de in art. 6:96 lid 6 BW bedoelde veertiendagenbrief. De vragen gaan over (stelplicht en bewijslast ter zake van) de aanvang van de veertiendagentermijn en de gevolgen van een onjuiste vermelding daarvan. Kern is dat de consument-schuldenaar de volle veertien dagen de gelegenheid moet krijgen om zijn geldschuld te betalen, alvorens incassokosten verschuldigd te zijn, dat de schuldeiser moet bewijzen dat deze gelegenheid ook is geboden en dat geen incassokosten verschuldigd zijn indien de termijn onjuist, verwarrend of misleidend is weergegeven. Lees meer…

WSNP: ontvankelijkheid en verwijtbaarheid i.v.m. curatele
HR 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2755
Voor een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van niet nakoming van verplichtingen (art. 350 lid 3, aanhef en onder c Fw) is vereist dat de schuldenaar een verwijt kan worden gemaakt. Het feit dat iemand onder curatele is gesteld betekent niet zonder meer dat aan hem geen verwijt kan worden gemaakt. De onder curatele gestelde zal moeten toelichten waarom het niet nakomen van de verplichtingen in verband met zijn geestelijke gesteldheid hem niet kan worden verweten. Lees meer…

Drie uitspraken over de reikwijdte van art. 37 Fw
HR 2 december ECLI:NL:2016:2729, 2730 en 2744
De kern van deze drie (3) uitspraken is:
(1 en 2) bij het niet gestand doen van een overeenkomst verliest de curator niet het recht op prestatie voor een reeds verrichte tegenprestatie; (1) was de tegenprestatie op de datum van het faillissement nog niet verschuldigd, dan heeft de boedel een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking; (3) of het in rechte afdwingen van voortzetting van dienstverlening door zogenoemde dwangcrediteuren als het gestand doen van de overeenkomst moet worden uitgelegd is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Lees meer…

Verval auteursrecht door niet afleggen instandhoudingsverklaring niet strijdig met Europees recht
HvJEU 20 oktober 2016, C‑169/15, ECLI:EU:C:2016:790 (Montis/Goossens)
(1) De termijnen uit de beschermingstermijnrichtlijn zijn niet van toepassing op auteursrechten die aanvankelijk door een nationale wetgeving werden beschermd, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen. (2) De beschermingstermijnrichtlijn verzet zich niet tegen een nationale wettelijke regeling die aanvankelijk auteursrechtelijke bescherming had verleend aan een werk, maar die vervolgens vóór 1 juli 1995 deze rechten als blijvend vervallen heeft beschouwd wegens het niet voldoen aan een formeel vereiste. Lees meer…

Beslaglegger niet beschermd tegen hypotheek die per ongeluk is doorgehaald
HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2640
De aard van beslaglegging als middel tot bewaring van bestaande rechten brengt mee dat de derdenbescherming van art. 3:36 BW – waarop ook beslagleggers zich kunnen beroepen – niet tot gevolg heeft dat de beslaglegger hierdoor aanspraak verkrijgt het beslagen goed onbezwaard te executeren. Een eerdere hypotheekhouder kan een per ongeluk doorgehaald hypotheekrecht daarmee aan een latere conservatoir beslaglegger tegenwerpen. Lees meer…