Ontslag op staande voet: uitleg opzeggingsgrond “diefstal” niet noodzakelijkerwijs conform strafrechtelijk begrip

HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:290

Voor het antwoord op de vraag welke dringende reden aan de wederpartij is medegedeeld, is de letterlijke tekst van een ontslagbrief niet steeds doorslaggevend. Uiteindelijk gaat het erom of voor de werknemer aanstonds duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid. Een in een ontslagbrief vermelde opzeggingsgrond dient mede te worden uitgelegd in het licht van de omstandigheden van het geval, ook indien daarin strafrechtelijke begrippen worden gehanteerd (vgl. HR 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0387). Het hof heeft in casu een begrijpelijke uitleg aan de term “diefstal” in de ontslagbrief gegeven, door deze niet in strafrechtelijke zin op te vatten, maar – gelet op het partijdebat – als gebruik van de tankpas voor privédoeleinden zonder toestemming.    Lees meer…

Ook zonder akte is erkenning van buitenlands rechtsfeit of buitenlandse rechtshandeling mogelijk

HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:293

Ook buiten het geval dat het rechtsfeit of de rechtshandeling waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd is neergelegd in een door een bevoegde ambtenaar opgemaakte akte, kan grond bestaan voor erkenning daarvan. Daarvoor kan aanleiding bestaan als met voldoende zekerheid vaststaat dat naar buitenlands recht van het rechtsfeit of de rechtshandeling sprake is. Op degene die zich daarop beroept, rusten de stelplicht en bewijslast terzake. Voorts moeten er geen gronden zijn die zich tegen de erkenning verzetten. Lees meer…

Een eensluidend uitgangspunt van partijen over een tussen hen bestaand geschil mag de rechter niet buiten beschouwing laten

HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:234 (X / De Vries q.q.)

Beide partijen zijn ervan uitgegaan dat tussen hen in geschil is of een als gevolg van een aansprakelijkstelling op 19 mei 2003 aangevangen verjaring tijdig is gestuit door een brief van 3 april 2008. Het hof had daarom de brief van 19 mei 2003 en het eensluidende uitgangspunt van partijen omtrent het tussen hen bestaande geschilpunt in zijn oordeelsvorming moeten betrekken.  Lees meer…

Vermelding all-in prijs bij telefoonabonnement inclusief toestel volstaat niet

HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236 (Lindorff/A)

(1) Art. 7:61 lid 2 BW en 7A:1576 lid 2 BW vereisen dat bij een telefoonabonnement inclusief toestel in de overeenkomst de door de consument te betalen koopprijs voor de mobiele telefoon afzonderlijk wordt bepaald. (2) De rechter dient ambtshalve te beoordelen of aan deze voorwaarde is voldaan, en kan zo nodig ook ambtshalve de overeenkomst vernietigen of oordelen dat deze geen rechtsgevolg heeft. (3) In geval van een nietige of vernietigde overeenkomst mag de consument in beginsel volstaan met teruggave van het toestel in de staat waarin dit zich op het moment van de teruggave bevindt, zonder een gebruiksvergoeding verschuldigd te zijn. Lees meer…

De stelplicht van de curator bij de Peeters/Gatzen-vordering

HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:201 (Dekker q.q. / Notarissen)

Indien de faillissementscurator een Peeters/Gatzen-vordering instelt jegens een derde, zal hij voldoende feiten en omstandigheden dienen te stellen die tot de conclusie leiden dat sprake is geweest van een onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke schuldeisers van de gefailleerde met als gevolg dat die gezamenlijke schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld. Lees meer…

Beletten van de vervulling van een voorwaarde (art. 6:23 BW) niet aan de orde bij externe oorzaken

HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:200 (Eiser/Gemeente Sittard-Geleen)

Voor het beletten van de vervulling van een voorwaarde in de zin van art. 6:23 lid 1 BW is vereist dat de niet-vervulling van de voorwaarde is veroorzaakt door toedoen van de partij die daarbij belang heeft. Indien de niet-vervulling haar oorzaak vindt in andere omstandigheden dan de gedragingen van die partij, is van beletten in de zin van art. 6:23 lid 1 BW geen sprake. Lees meer…

Enkele niet-ontvankelijkverklaring werknemer bij vordering loondoorbetaling bij ziekte onvoldoende voor proceskostenveroordeling ex art. 7:629a BW

HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:198 (werkneemster / Medline Harderberg)

De werknemer kan ter zake van een vordering tot doorbetaling van loon bij ziekte (art. 7:629 lid 1 BW) slechts in de kosten van de werkgever als bedoeld in art. 237 Rv worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht (art. 7:629a lid 6 BW). ´s Hofs oordeel – dat erop neer komt dat werkneemster is aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij – is onvoldoende voor het aannemen van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.  Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl