Selecteer een pagina
Uitleg CAO-reistijdvergoeding bij vervoer door werkgever

Uitleg CAO-reistijdvergoeding bij vervoer door werkgever

HR 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1391 (CNV Vakmensen c.s./Vebidak)

Art. 17 van de CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven beoogt, blijkens zijn inhoud en opbouw, uitsluitend een vergoeding te bieden voor de duur van het vervoer dat onder het gezag van de werkgever plaatsvindt (en niet voor het normale woon-werkverkeer). Het is aan partijen overgelaten om afspraken te maken over de vergoeding van reistijd als de reis geen onderdeel uitmaakt van de overeengekomen arbeid. Lees meer…

Prejudiciële vraag over recht op buitengerechtelijke incassokosten na enkele schriftelijke aanmaning (“veertiendagenbrief”)

Prejudiciële vraag over recht op buitengerechtelijke incassokosten na enkele schriftelijke aanmaning (“veertiendagenbrief”)

Rechtbank Gelderland 20 november 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:4690

De rechtbank Gelderland heeft aan de Hoge Raad de  prejudiciële vraag voorgelegd of art. 6:96 lid 6 BW aldus moet worden uitgelegd dat na de daarin vermelde aanmaning van de debiteur-consument om binnen veertien dagen alsnog te betalen, vergoeding van buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, ook zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht. Lees meer…

Bewijslast terzake bestaan toereikende volmacht en bestaan volmachtgever rust op (pseudo)gevolmachtigde

Bewijslast terzake bestaan toereikende volmacht en bestaan volmachtgever rust op (pseudo)gevolmachtigde

HR 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1384

Bewijslast terzake bestaan toereikende volmacht en bestaan volmachtgever rust op (pseudo)gevolmachtigde. Degene die een vordering instelt op de voet van art. 3:70 BW kan derhalve in beginsel volstaan met de stelling – onderbouwd voor zover dat in de omstandigheden van het geval van hem kan worden gevergd – dat een toereikende volmacht ontbreekt. HR komt gedeeltelijk terug van HR 20 februari 2004, NJ 2004/254. Strekking art. 85 lid 2 en 4 Rv. Lees meer…

Het bewijsaanbod en de eis van voldoende specificatie

Het bewijsaanbod en de eis van voldoende specificatie

HR 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1380

Het hof is van een onjuiste rechtsopvatting van art. 166 lid 1 Rv uitgegaan door het bewijsaanbod van de man te passeren, op de grond dat de man niet heeft vermeld wat hij en zijn zuster anders of meer zouden kunnen verklaren dan hetgeen is vermeld in de door de man overgelegde brief van zijn zus over de tussen hen overeengekomen geldlening. Lees meer…

Onderscheid particulier en ondernemingsvermogen in schenk- en erfbelasting niet discriminerend

Onderscheid particulier en ondernemingsvermogen in schenk- en erfbelasting niet discriminerend

HR 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1206; ECLI:NL:HR:2013:1209; ECLI:NL:HR:2013:1210; ECLI:NL:HR:2013:1211; ECLI:NL:HR:2013:1212 (belanghebbenden/Staatssecretaris van Financiën)

De fiscale vrijstelling van schenk- en erfbelasting van ondernemingsvermogen is niet in strijd met het (verdragsrechtelijke) gelijkheidsbeginsel. De wetgever mag volgens de Hoge Raad onderscheid maken tussen het belasten van ondernemingsvermogen en het belasten van particulier vermogen. Lees meer…

Partneralimentatie: niet snel sprake van ‘samenwonen als waren zij gehuwd’

Partneralimentatie: niet snel sprake van ‘samenwonen als waren zij gehuwd’

HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1246

Het uitzonderlijke en onherroepelijke karakter van de in art. 1:160 BW besloten liggende sanctie, namelijk dat een ex-partner niet langer verplicht is levensonderhoud te verschaffen indien zijn of haar ex-echtgenoot met een ander ‘samenwoont als waren zij gehuwd’, vergt dat deze bepaling restrictief wordt uitgelegd. Niet te snel mag worden aangenomen dat is voldaan aan de door deze bepaling gestelde eisen voor de beëindiging van de verplichting levensonderhoud te verschaffen. Lees meer…

Wet Bopz: beslistermijn van vier weken na deskundigenbericht

Wet Bopz: beslistermijn van vier weken na deskundigenbericht

HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1260

Als de BOPZ-rechter de beslistermijn van vier weken (art. 17 lid 2 Wet BOPZ) overschrijdt,  dan verleent de geneesheer-directeur op verzoek van de betrokkene, ontslag, tenzij op verzoek van betrokkene een deskundige wordt gehoord (art. 48 lid 2 Wet BOPZ). Gelet op art. 5 lid 4 EVRM geldt in dat geval dat de rechter op het verzoek machtiging voortgezet verblijf moet beslissen binnen vier weken nadat het deskundigenbericht ter griffie is binnengekomen. Lees meer…

Insolventieclausule in de zin van het arrest Aukema q.q./Uni-Invest rechtsgeldig en inroepbaar jegens huurder en derde

Insolventieclausule in de zin van het arrest Aukema q.q./Uni-Invest rechtsgeldig en inroepbaar jegens huurder en derde

HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1244 (X / Romania Beheer B.V.)

Een beding dat de verhuurder aanspraak geeft op vergoeding van schade die het gevolg is van het faillissement van de huurder sorteert geen effect jegens de boedel, indien de curator de huurovereenkomst opzegt op de voet van art. 39 Fw; zie HR 14 januari 2011, NJ 2011/114 (Aukema q.q./UNI-Invest). Een dergelijk beding is in deze situatie niettemin rechtsgeldig en kan wel worden ingeroepen  jegens de gefailleerde huurder zelf en jegens de derde die zich garant heeft gesteld. Een eventuele regresvordering van deze derde is echter niet verifieerbaar. Lees meer…

Wet Bopz – de onafhankelijkheid van de psychiater

Wet Bopz – de onafhankelijkheid van de psychiater

HR 8 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1138

Het vereiste dat de geneeskundige verklaring is gebaseerd op onderzoek door een niet bij de behandeling betrokken psychiater, verzet zich er niet tegen dat het onderzoek wordt verricht door een psychiater van de instelling waarin de patiënt reeds verblijft, mits deze psychiater niet bij de behandeling betrokken is of kort tevoren betrokken is geweest. Lees meer…

Akte niet-dienen na onttrekking of wisseling van advocaat

Akte niet-dienen na onttrekking of wisseling van advocaat

HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1259 en ECLI:NL:HR:2013:1245

1. In geval van onttrekking door een advocaat wordt de zaak in de stand waarin zij zich bevindt (dus inclusief een aanzegging partijperemptoir/akte niet-dienen) verwezen naar de roldatum gelegen op een termijn van twee weken later voor het stellen van een nieuwe advocaat.
2. In het geval van een advocaatwissel (“herroeping”) moet de rechter, als de opvolgend advocaat uitstel vraagt op de grond dat hij na overname van de behandeling van de zaak nog onvoldoende gelegenheid heeft gehad om de proceshandeling voor te bereiden waarvoor de zaak op de rol staat, op de voet van de algemene regels voor uitstel in beginsel een uitstel van twee weken verlenen. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl