Beëindiging schuldsaneringsregeling zonder schone lei in verband met toerekenbare tekortkoming schuldenaar

Beëindiging schuldsaneringsregeling zonder schone lei in verband met toerekenbare tekortkoming schuldenaar

HR 14 juni 2013, LJN BZ7459

Uit het wettelijk stelsel van de schuldsanering volgt dat de omstandigheid dat de schuldenaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten, alleen dan reden mag zijn om hem de “schone lei” te onthouden indien de tekortkoming hem kan worden toegerekend. Lees meer…

Werkgeversaansprakelijkheid en onzeker causaal verband tussen de schade en de werkzaamheden

Werkgeversaansprakelijkheid en onzeker causaal verband tussen de schade en de werkzaamheden

HR 7 juni 2013, LJN BZ1717 en BZ1721

De bewijsregel uit het arrest Unilever/Dikmans (HR 17 november 2000, LJN AA8369) drukt het vermoeden uit dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht. Dat vermoeden wordt gerechtvaardigd door hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de ziekte en haar oorzaken, en door de schending door de werkgever van de veiligheidsnorm die beoogt een en ander te voorkomen. Gelet daarop is voor dat vermoeden geen plaats indien het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is. Lees meer…

Stofoctrooi op reeds bekende, maar met nieuwe en inventieve werkwijze verkregen stof

Stofoctrooi op reeds bekende, maar met nieuwe en inventieve werkwijze verkregen stof

HR 7 juni 2013, LJN BZ4115 (X/Centrafarm c.s.)

(1) Een stof waarvan de samenstelling en mogelijke eigenschappen op zichzelf bekend zijn en die om die reden op voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek, kan desondanks niet voor de hand liggend zijn en daarom octrooieerbaar, als uit de stand van de techniek op de prioriteitsdatum geen werkwijze bekend is om die stof te verkrijgen en met de geclaimde werkwijze derhalve voor het eerst die stof kan worden verkregen op een inventieve wijze. (2) Eiser tot cassatie kan in beginsel na het verstrijken van de cassatietermijn geen nieuwe klachten aanvoeren. Dit kan betekenen dat ook in het principale beroep aanstonds (voorwaardelijke) klachten (moeten) worden geformuleerd, in anticipatie op mogelijk slagende klachten in een incidenteel beroep. Lees meer…

Beëindiging verzekering wegens overgang van verzekerd belang

Beëindiging verzekering wegens overgang van verzekerd belang

HR 7 juni 2013, LJN BZ3670 (Wasserij De Blinde en Phrontos/Achmea Schadeverzekeringen)

De enkele omstandigheid dat de verzekeraar niet heeft gemotiveerd dat en waarom hij – bij overgang van het verzekerde belang – de nieuwe verzekerde zou hebben geweigerd, als deze tijdig om voortzetting van de verzekering zou hebben verzocht, is onvoldoende om een beroep op beëindiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te doen zijn. Het hof heeft echter geen kenbare aandacht besteed aan de overige, door de (nieuwe) verzekerde aangevoerde omstandigheden en dus is zijn beslissing onvoldoende gemotiveerd. Lees meer…

Beschermingsomvang model is afhankelijk van afstand model tot vormgevingserfgoed

Beschermingsomvang model is afhankelijk van afstand model tot vormgevingserfgoed

HR 31 mei 2013, LJN BZ1983 (Apple/Samsung)

(1) Bij de beoordeling of een model een eigen karakter heeft, mag worden vergeleken met meer dan één anticiperend model, en dus met het vormgevingserfgoed. (2) De beschermingsomvang van een geldig model is afhankelijk van de afstand tussen het model en eerdere soortgelijke modellen, en is ten opzichte van latere modellen niet groter dan de afstand tussen het model en eerdere soortgelijke modellen. (3) Proceskosten gemaakt voor een niet behandeld voorwaardelijk incidenteel beroep dat samenhang heeft met het principale beroep komen niet in aanmerking voor vergoeding ex art. 1019h Rv. Lees meer…

Spoedplaatsing in gesloten jeugdzorg – gedragswetenschapper moet zonodig ander dan persoonlijk onderzoek doen

Spoedplaatsing in gesloten jeugdzorg – gedragswetenschapper moet zonodig ander dan persoonlijk onderzoek doen

HR 31 mei 2013, LJN BZ5422

Indien bij een verzoek om een voorlopige machtiging tot opneming van een jeugdige in een gesloten inrichting een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper ontbreekt, dient de rechter zich ervan te vergewissen dat de onmogelijkheid daartoe haar oorzaak daarin vindt dat deze de voor zijn oordeelsvorming benodigde informatie over de jeugdige niet (tijdig) heeft kunnen verkrijgen. Daarbij gaat het niet alleen erom dat persoonlijk onderzoek van de jeugdige feitelijk onmogelijk is geweest, maar ook dat ander onderzoek onmogelijk is geweest. De rechter zal zijn beslissing dienaangaande dienen te motiveren. Lees meer…

Hoge Raad ziet vooralsnog af van beantwoording prejudiciële vraag over pandrecht op assurantieportefeuille

Hoge Raad ziet vooralsnog af van beantwoording prejudiciële vraag over pandrecht op assurantieportefeuille

HR 31 mei 2013, LJN CA1614 (X/Mr. Butin Bik q.q. c.s.)

De Hoge Raad ziet vooralsnog af van beantwoording van de door de rechtbank gestelde prejudiciële vraag of het vestigen van een pandrecht op een assurantieportefeuille rechtens mogelijk is. Nu de rechtbank enkele andere aangevoerde verweren nog niet heeft behandeld, is beantwoording van de gestelde vraag (nog) niet “nodig” om het geding te beslissen (art. 392 lid 1 Rv). Lees meer…

Ongerechtvaardigde verrijking onderhuurder door voortgezet gebruik huurpand

Ongerechtvaardigde verrijking onderhuurder door voortgezet gebruik huurpand

HR 24 mei 2013, LJN BZ1782 (Credit Suisse/Subway)

Indien de (zittende) onderhuurder van een bedrijfspand, na beëindiging van de huurovereenkomst, met de (hoofd)verhuurder heeft onderhandeld over de totstandkoming van een (nieuwe) huurovereenkomst, en de onderhuurder het gebruik van het bedrijfspand intussen heeft voortgezet, waarna de onderhandelingen door de (hoofd)verhuurder zijn afgebroken, is voor dit voortgezet gebruik in beginsel een gebruiksvergoeding verschuldigd op grond van art. 6:212 BW. Het past in het stelsel van de wet de schade van de eigenaar in dit geval naar objectieve maatstaven te berekenen (vgl. art. 7:225 en 7:230a BW). Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl