

DSM IV is niet beslissend voor toepasselijkheid art. 1 Wet Bopz
HR 12 april 2013, LJN BZ1477
Geen rechtsregel brengt mee dat een stoornis van de geestvermogens in de zin van art. 1 lid 1, aanhef en onder d, van de Wet Bopz slechts kan worden aangenomen indien die is omschreven in de DSM IV. Lees meer…

De wijziging in de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft onmiddellijke werking
HR 12 april 2013, LJN BZ7016 (X/Staat)
Nu uit de parlementaire geschiedenis van de wijziging van art. 15 lid 3 Sr niet kan worden afgeleid dat de wetgever een specifieke overgangsregeling heeft beoogd die door een kennelijke omissie niet in de wet is opgenomen, heeft deze wetswijziging onmiddellijke werking. Er is geen sprake van een wijziging van de wet ten aanzien van de strafbaarstelling of van het op grond van een nieuwe wet opleggen van een andere straf dan wettelijk was bedreigd ten tijde van het plegen van het feit. Lees meer…

Schadevergoeding bij vernietiging wegens dwaling: waarde op moment van vernietiging is uitgangspunt
HR 12 april 2013, LJN BY8732
Wanneer een koopovereenkomst op grond van dwaling wordt vernietigd en het gekochte niet meer kan worden teruggegeven, geldt dat voor de hoogte van de schadevergoeding wordt uitgegaan van de waarde van het gekochte op het moment van de vernietiging van de overeenkomst en niet het moment van het sluiten van de overeenkomst. Dat kan tot gevolg hebben dat het gekochte, vanwege gedane reparaties na de koop maar vóór de vernietiging van de overeenkomst, meer waard is dan toen het werd gekocht. Lees meer…

Auteursrechtelijk beschermde trekken bepalen uitkomst vergelijking totaalindrukken
HR 12 april 2013, LJN BY1532 (Stokke/Fikszo)
1. Bij de vergelijking van de totaalindrukken tussen twee werken van toegepaste kunst zijn de auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk bepalend. Onbeschermde elementen kunnen hierbij (slechts) meewegen voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de “werktoets” beantwoordt. 2. Het is mogelijk dat een bewerking van een werk daarvan noch een verveelvoudiging vormt, noch een bewerking die een nieuw, oorspronkelijk werk is. Lees meer…

Bewijslast besparingsverweer bij opzegging aannemingsovereenkomst door opdrachtgever
HR 12 april 2013, LJN BY8728
De opdrachtgever die een aannemingsovereenkomst heeft opgezegd, en die op grond van art. 7:764 lid 2 BW in beginsel de volledige aanneemsom dient te betalen, heeft de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van eventueel door de aannemer genoten besparingen, die in mindering op de verschuldigde aanneemsom moeten worden gebracht. Op de aannemer rust echter een belangrijke mededelingsplicht ten aanzien van (bestaan en omvang van) dergelijke besparingen. Lees meer…

Onbevoegdheid gefailleerde om cassatieberoep in te stellen geldt ook in verzoekschriftprocedures
HR 12 april 2013, LJN BZ1065
Art. 27 Fw voorziet in de mogelijkheid om in geval van faillissement een reeds aanhangige procedure te laten overnemen door de curator. In dat geval wordt de gefailleerde buiten het geding geplaatst (art. 27 lid 3 Fw). De gefailleerde is dan geen procespartij meer en dus niet bevoegd om cassatieberoep in te stellen. Dit geldt ongeacht of het geding een dagvaardingsprocedure of een verzoekschriftprocedure betreft en wordt niet anders doordat de curator geen bezwaar heeft tegen het instellen van cassatieberoep door de gefailleerde. Lees meer…

Van rechtswege ontstaan vereniging van eigenaars (VvE)?
HR 12 april 2013, LJN BY8733
Art. 5:124 BW moet aldus worden verstaan dat een vereniging van eigenaars van rechtswege ontstaat bij de splitsing van een gebouw in appartementsrechten, mits de splitsingsakte mede de akte van oprichting en de statuten van een VvE inhoudt. Dat geldt ook in het geval dat alle appartementsrechten aanvankelijk nog in één hand zijn. Lees meer…

Bancaire zorgplicht bij echtelijke toestemming voor borgtocht
HR 12 april 2013, LJN BY8651 (Eisers/Rabobank Hilvarenbeek-Oisterwijk)
De zorgplicht van de schuldeiser jegens de borg strekt zich in beginsel niet uit tot de echtgenoot die op grond van art. 1:88 BW toestemming dient te geven voor de borgtocht. De omstandigheden van het geval kunnen echter meebrengen dat, los van de vraag of echtelijke toestemming is vereist, op een bank uit hoofde van haar bijzondere zorgplicht jegens de echtgenoot als klant een waarschuwingsplicht komt te rusten omtrent de aan de borgstelling verbonden risico’s. Lees meer…

Insolventieclausule en onevenredige benadeling schuldeisers
HR 12 april 2013, LJN BY9087 (Curatoren Megapool/Laser)
Een beding op grond waarvan een prestatie niet meer verschuldigd is, enkel vanwege het faillissement van de schuldeiser, kan een onaanvaardbare inbreuk opleveren op art. 20 Fw. Afhankelijk van de context en de overige omstandigheden van het geval kan een dergelijk beding nietig zijn op de voet van art. 3:40 BW. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat een beroep op zo’n beding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is in de zin van art. 6:248 lid 2 BW. Lees meer…

Hof heeft ten onrechte geen gelegenheid gegeven voor antwoordakte
HR 5 april 2013, LJN BY8094
Het hof heeft in dit geval ten onrechte van eiser gevergd dat hij, nadat de zaak op de rol was geplaatst voor fourneren, uit eigen beweging een akte zou nemen of daartoe een verzoek zou doen. Ook heeft het hof het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door eiser de gelegenheid te onthouden tot het geven van een reactie op akte van verweerder. Lees meer…