Selecteer een pagina
Uitleg hoofdzakelijkheidscriterium in werkingssfeerbepalingen Metalelektro-CAO’s

Uitleg hoofdzakelijkheidscriterium in werkingssfeerbepalingen Metalelektro-CAO’s

HR 24 februari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BU9889 (ROM en PME/Vector)

Een redelijke uitleg van de werkingssfeerbepaling van de Metalelektro-CAO’s brengt mee dat bij toepassing van het hoofdzakelijkheidscriterium alle in de onderneming gewerkte arbeidsuren dienen te worden betrokken die redelijkerwijze vallen toe te rekenen aan de uitoefening van het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen. Daartoe horen ook de arbeidsuren van werknemers die zelf niet met fysiek met metaal werken, maar wier werkzaamheden wel dienstbaar zijn aan die fysieke metaalhandelingen. Lees meer…

Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over gedwongen splitsing energiebedrijven

Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over gedwongen splitsing energiebedrijven

HR 24 februari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BQ9210, ECLI:NL:HR:2012:BQ9212 en ECLI:NL:HR:2012:BQ9214 (Staat / Essent; Eneco; Delta)

Het Besluit aandelen netbeheerders hield een absoluut verbod in tot privatisering van (aandelen in) netbeheerders. De Hoge Raad legt aan het Hof van Justitie van de Europese Unie de vraag voor of dit privatiseringsverbod een regeling van het eigendomsrecht is zoals bedoeld in art. 345 VWEU en zo ja, of als gevolg daarvan de regels over vrij verkeer van kapitaal niet op het groepsverbod van toepassing zijn, althans dat aan een toetsing aan deze regels niet wordt toegekomen. Voor het geval het Hof van Justitie een van deze beide vragen ontkennend beantwoordt, legt de Hoge Raad als derde vraag voor of de doelstellingen van transparantie op de energiemarkt en het voorkomen van concurrentieverstoring door kruissubsidiëring tegen te gaan, aangemerkt kunnen worden als belangen van niet-economische aard.  Lees meer…

Informatieplichten bij bemiddeling verkoop melkquota

Informatieplichten bij bemiddeling verkoop melkquota

HR 24 februari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BU9855

Het oordeel van het hof dat de melkveehouders gehouden waren hun makelaar te informeren dat in hun geval, anders dan in de meerderheid van de gevallen, bij verkoop van hun melkquota omzetbelasting moest worden afgedragen, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het niet voldoen aan deze “verplichting” levert geen tekortkoming op, maar kan wel tot gevolg hebben dat de melkveehouders wegens schuldeisersverzuim of eigen schuld de nadelige gevolgen ervan geheel of ten dele zelf hebben te dragen. Lees meer…

Herstel van bij reconstructie gemaakte fout ondanks onbenutte rechtsgang

Herstel van bij reconstructie gemaakte fout ondanks onbenutte rechtsgang

HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0472

Een in het kader van een reconstructie gemaakte administratieve vergissing van het Kadaster of de Reconstructiecommissie, waardoor erfdienstbaarheden zijn vervallen en waarbij geen rechten en belangen van derden in het geding zijn, moet worden hersteld, ondanks dat tegen het verval een met voldoende waarborgen omklede procedure heeft opengestaan die niet is benut. Dat vloeit hier volgens de Hoge Raad voort uit de redelijkheid en billijkheid, maar herstel kan ook worden toegewezen op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Lees meer…

Gevolgen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling duren niet voort tijdens de afwikkeling

Gevolgen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling duren niet voort tijdens de afwikkeling

HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0890 (Cassatie in het belang der wet)

De gevolgen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling (zoals het in de boedel vallen van verkregen goederen) eindigen direct na afloop van de termijn die voor de betrokken schuldsanering geldt (drie of ten hoogste vijf jaar). De schone lei treedt wel pas in werking nadat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. Lees meer…

Verpanding van creditsaldo treft niet latere betalingen op de rekening

Verpanding van creditsaldo treft niet latere betalingen op de rekening

HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6552 (Rabobank/Kézér q.q.)

De verpanding van het creditsaldo van een rekening treft niet de nadien op die rekening ten gevolge van betalingen door derden gecrediteerde bedragen, aangezien die vorderingen niet rechtstreeks worden verkregen uit de rekening-courantverhouding tussen de bank en de pandgever. Lees meer…

Aflevering vervoerde goederen vereist wilsovereenstemming tussen vervoerder en geadresseerde

Aflevering vervoerde goederen vereist wilsovereenstemming tussen vervoerder en geadresseerde

HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT8464 (Tele Tegelen/Stainalloy)

Aflevering van de vervoerde goederen (art. 8:1095 BW) is geen eenzijdige rechtshandeling, maar moet berusten op wilsovereenstemming tussen de vervoerder en de geadresseerde. Het is mogelijk dat de vervoerde goederen na aankomst op de plaats van bestemming krachtens een andere overeenkomst onder de vervoerder blijven berusten, waarmee dan de vervoerovereenkomst eindigt. Het kennelijke oordeel van het hof dat dit laatste zich in deze zaak niet voordoet, is niet onbegrijpelijk. Lees meer…

Bekendheid echtgenoot met effectenleaseovereenkomst bij betaling via gezamenlijke rekening

Bekendheid echtgenoot met effectenleaseovereenkomst bij betaling via gezamenlijke rekening

HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6506 en ECLI:NL:HR:2012:BU6508

De verjaringstermijn van de vernietigingsbevoegdheid van een echtgenoot op grond van artikel 1:88 jo. 1:89 BW gaat lopen vanaf het tijdstip dat deze met de gesloten overeenkomsten daadwerkelijk bekend is geworden. De omstandigheid dat betalingen plaatsvonden via een “en/of”-rekening kan de gevolgtrekking wettigen dat de echtgenoot met de ontvangst van het oudste bankafschrift waarop de betalingen staan vermeld, bekend was met de betrokken overeenkomst. Het staat de wederpartij ingevolge art. 151 lid 2 Rv echter vrij tegenbewijs te leveren. Staat eenmaal vast dat de vernietigingsbevoegdheid is verjaard, dan biedt voeging met een beroep op art. 3:51 lid 3 BW geen soelaas meer. Lees meer…

Aansprakelijkheid verkoper en makelaar voor te kleine oppervlakte bedrijfspand

Aansprakelijkheid verkoper en makelaar voor te kleine oppervlakte bedrijfspand

HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9891 en ECLI:NL:HR:2012:BV6162

De enkele omstandigheid dat de koper van een bedrijfspand jaarlijks een aanzienlijk bedrag aan huurinkomsten derft doordat dit pand een aanzienlijk kleinere oppervlakte heeft dan voorafgaand aan de koop was medegedeeld, maakt een beroep op een exoneratieclausule ter zake van de medegedeelde oppervlakte niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De vraag of een makelaar die bij een dergelijke transactie betrokken is, gehouden is om zelfstandig te (laten) controleren of van de opdrachtgever of een derde ontvangen gegevens die onder zijn verantwoordelijkheid aan potentiële kopers worden meegedeeld, juist zijn, kan niet in haar algemeenheid worden beantwoord. Het antwoord op de vraag of – en zo ja, in hoeverre – een potentiële koper op de juistheid van de door een makelaar verstrekte informatie mag afgaan, is onder meer afhankelijk van eventuele mededelingen van de makelaar over de mate waarin hij voor de juistheid van die gegevens instaat. Lees meer…

Maatstaf Fietsenstallingarrest geldt ook als huurder van aanhorigheid geen huurder is van andere, door hem gebezigde bedrijfsruimte

Maatstaf Fietsenstallingarrest geldt ook als huurder van aanhorigheid geen huurder is van andere, door hem gebezigde bedrijfsruimte

HR 10 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU5602 (X/Gemeente Den Haag)

Ook in het geval waarin de huurder van de aanhorigheid niet tevens huurder is van de andere door hem als bedrijfsruimte gebezigde ruimte(n), maar deze op grond van een andere titel (zoals eigendom) houdt, moet de vraag of op de aanhorigheid het regime van art. 7:290 BW van toepassing is worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de verhuurder met een bestemming van het gehuurde als aanhorigheid van de andere door de huurder gebezigde ruimte(n) heeft ingestemd. Een zodanige instemming kan eventueel worden afgeleid uit het feit dat de aard van de verhuurde ruimte meebrengt dat zij niet dan als een onderdeel van de gehele door de huurder geëxploiteerde bedrijfsruimte kan worden bezien. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl