Onregelmatige opzegging en verschuldigdheid van transitievergoeding

Onregelmatige opzegging en verschuldigdheid van transitievergoeding

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1286

Bij onregelmatige opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werkgever moeten het recht op en de hoogte van de wettelijke transitievergoeding worden bepaald aan de hand van het tijdstip waarop die arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig zou hebben opgezegd. Niet van belang is daarbij of de werkgever heeft beoogd met de onregelmatige opzegging de rechten van de werknemer op de wettelijke transitievergoeding aan te tasten. Lees meer…

Niet-ontvankelijkverklaring bij cassatieberoep op verkeerde grondslag

Niet-ontvankelijkverklaring bij cassatieberoep op verkeerde grondslag

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1311

De vereffenaar van een nalatenschap heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking op de voet van art. 1:374 lid 2 BW in verbinding met art. 4:161 leden 1 en 4 BW. Tegen deze beschikking stond geen beroep in cassatie open, maar hoger beroep, zodat de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaart. Lees meer…

Samenloop van een beroep op art. 2:14 BW en 5:130 jo. 2:15 BW in één procedure

Samenloop van een beroep op art. 2:14 BW en 5:130 jo. 2:15 BW in één procedure

HR 10 juli 2020 ECLI:NL:HR:2020:1275

Het ontbreken van een op grond van de wet of de statuten vereiste meerderheid van stemmen leidt tot een nietig besluit in de zin van art. 2:14 lid 1 BW en niet tot een besluit dat vernietigbaar is op grond van art. 2:15 lid 1, aanhef en onder a, BW. Indien in een procedure bij de kantonrechter, gevoerd op de voet van art. 5:130 lid 1 jo. 2:15 BW tevens een beroep wordt gedaan op art. 2:14 BW, dan hoeft die procedure niet te worden gesplitst teneinde het beroep op nietigheid in een afzonderlijke (dagvaardings)procedure door de rechtbank te laten beoordelen. Lees meer…

Terugbetaling te hoog voorschot in onteigeningszaken

Terugbetaling te hoog voorschot in onteigeningszaken

HR 3 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1226 (Eisers/Heerlen)

Als in onteigeningszaken de schadeloosstelling lager uitvalt dan het voorschot dat een partij heeft ontvangen, veroordeelt de onteigeningsrechter die partij ambtshalve tot terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag. De onteigeningsrechter kan die veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren en een terugbetalingstermijn bepalen waarna de wettelijke rente is verschuldigd. Ook daarvoor is geen vordering van de onteigenende partij nodig. Voldoende is dat de onteigenende partij kenbaar heeft gemaakt dit te wensen, en dat de wederpartij de gelegenheid heeft gehad zich daarover uit te laten. Lees meer…

Erfolgsort bij Peeters/Gatzen-vordering

Erfolgsort bij Peeters/Gatzen-vordering

HR 3 juli 2020 ECLI:NL:HR:2020:1223

Eerder oordeelde het HvJEU dat de Peeters/Gatzen-vordering onder het bereik van Brussel I-bis valt. De Hoge Raad beoordeelt in dit arrest waar de plaats is waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan (artikel 5, aanhef en onder 3, Brussel I-bis). Meer in het bijzonder beoordeelt de Hoge Raad wat het Erfolgsort is. Het nadeel dat de gezamenlijke schuldeisers hebben geleden, bestaat erin dat het tegoed op de zichtrekening als verhaalsobject is verdwenen. De plaats waar die zichtrekening werd aangehouden, te weten Maasmechelen in België, is de plaats waar de schade aanvankelijk is ingetreden. Uit de door de Hoge Raad genoemde rechtspraak van het HvJEU volgt daarom dat het Erfolgsort in België is gelegen. Het ‘Erfolgsort’ is niet in Nederland gelegen op de enkele grond dat de schuldeisers in Nederland financiële schade hebben geleden. Die schade is immers een gevolg van de aanvankelijk in België ingetreden schade. Daarom is voor bepaling van de internationale bevoegdheid niet van belang of in het onderhavige geval sprake is van andere aanknopingspunten met Nederland of andere bijzondere omstandigheden. Lees meer…

Procesreglement bevat geen fatale termijn voor het instellen van incidenteel cassatieberoep

Procesreglement bevat geen fatale termijn voor het instellen van incidenteel cassatieberoep

HR 3 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1224

Het Procesreglement van de Hoge Raad bevat geen fatale termijn voor het instellen van incidenteel cassatieberoep. Het niet in acht nemen van de in het Procesreglement genoemde termijn vormt wel een belangrijke aanwijzing dat het instellen van incidenteel cassatieberoep in strijd is met de eisen van de goede procesorde. Op grond van de omstandigheden kan echter anders worden geoordeeld. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl