Verzoek tot zekerheidstelling voor de proceskosten door in buitenland wonende belanghebbende
HR 11 januari 2019 ECLI:NL:HR:2019:36
Mede gelet op de strekking van art. 224 lid 1 Rv (namelijk te voorkomen dat een gedaagde wordt geconfronteerd met een oninbare proceskostenveroordeling) moet worden aangenomen dat dit artikel van overeenkomstige toepassing is indien een derde op de voet van art. 10 Fw in verzet komt tegen faillietverklaring van andere (rechts)persoon.
Opnieuw: openbare orde, familierecht en verkrijging van Nederlanderschap
HR 21 december 2018 ECLI:NL:HR:2018:2377
De gevolgen van een erkenning voor de verkrijging van het Nederlanderschap moeten worden beoordeeld naar het tijdstip waarop die erkenning plaatsvindt en met inachtneming van de op dat moment in het Koninkrijk geldende wetgeving. Lees meer…
Uitoefening stemrecht op aandelen valt mogelijk onder bevriezing van tegoeden (VN-sancties)
HR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:67 (Palladyne / Upper Brook)
Uitleg van door de VN en de EU tegen Libië getroffen sancties. In dit geval valt mogelijk ook de uitoefening van het stemrecht op aandelen in een beleggingsfonds, waarbij die uitoefening tot doel heeft zittende bestuurders te ontslaan en nieuwe bestuurders te benoemen, onder de reikwijdte van het begrip “bevriezing van tegoeden”. Lees meer…
Oordeel beroepsaansprakelijkheid notaris in verband met inhoud testament vergt uitleg van dat testament
HR 11 januari 2019 ECLI:NL:HR:2019:4 en ECLI:NL:HR:2019:3
Beroepsaansprakelijkheid van een notaris met samenhangende vrijwaringsprocedure. Het hof had uitleg moeten geven aan het testament dat onderwerp vormde van de beroepsaansprakelijkheidsprocedure, aangezien de inhoud daarvan zowel van belang is voor het door de benadeelde aan de notaris gemaakte verwijt als voor het door de notaris in dat verband gevoerde eigen schuld-verweer. Oordeel strekkende tot kostencompensatie in de vrijwaringsprocedure is onbegrijpelijk. Lees meer…
Overkreditering bij een hypothecair krediet
HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2298 (Hypinvest B.V. / X c.s.)
De kredietverstrekker mag niet zonder meer afgaan op de door de tussenpersoon aan hem verschafte inlichtingen over de inkomens- en vermogenspositie van de consument, aangezien hij zelf ervoor verantwoordelijk blijft te waken tegen overkreditering van de consument en daartoe zo nodig zelf nadere inlichtingen moet inwinnen of gegevens moet verifiëren. Lees meer…
Geen ontslag op staande voet: werknemer kon door hersenaandoening geen verklaring geven voor het verdwijnen van geldbedragen
HR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:55
Voor de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet geldt niet de eis dat het bestaan van de dringende reden al ten tijde van het ontslag onomstotelijk vaststaat. Het bewijs dat de dringende reden aanwezig was, kan alsnog worden geleverd in de procedure waarin de werknemer de dringende reden betwist. De mogelijkheid om achteraf het bestaan van een dringende reden te bewijzen mag echter niet meebrengen dat een werkgever zijn werknemer nodeloos blootstelt aan onzekerheid over het al dan niet bestaan van de dringende reden. Lees meer…
De in art. 7:669 lid 1 BW neergelegde herplaatsingsverplichting is geen resultaatsverplichting
HR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:64
i) Nu het bij de ‘h-grond’ (art. 7:669 lid 3 aanhef en onder h BW) gaat om een algemeen geformuleerde restcategorie, kan onder omstandigheden sprake zijn van ‘andere dan de onder a-g vermelde omstandigheden, die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren’, op de enkele grond dat herplaatsing als art. 7:669 lid 1 BW bedoeld, niet in de rede ligt.
ii) Met gebruik van het begrippenpaar ‘niet mogelijk is of niet in de rede ligt’ in art. 7:669 lid 1 BW is niet beoogd een resultaatsverplichting van de werkgever tot herplaatsing in het leven te roepen, maar het gaat daarbij om hetgeen in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van de werkgever kan worden gevergd. De werkgever wordt een zekere beoordelingsruimte gelaten.
Geen erkenning Russisch faillissementsvonnis in Yukos-zaak
HR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:54
Deze zaak betreft de vraag of in Nederland de erkenning van het in Rusland uitgesproken faillissement van Yukos (verweersters in cassatie) kan worden geweigerd wegens strijd met de openbare orde. Eerder oordeelde de Hoge Raad (en ook andere rechtbanken en hoven) over andere aspecten van dit faillissement, maar de hoofdvraag over erkenning is nog niet aan de orde gekomen. De kogel is nu door de kerk: het faillissement wordt in Nederland niet erkend. Lees meer…
Prejudiciële beslissing HR grond voor wijziging kinderalimentatie ex art. 1:401 lid 4 en 5 BW
HR 21 december 2018 ECLI:NL:HR:2018:2381
De prejudiciële uitspraak van de Hoge Raad van 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011 inzake alleenstaande ouderkop kan een wijzigingsgrond opleveren in de zin van art. 1:401 lid 4 of 5 BW. Lees meer…
Een faillissementsaanvraag kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 2:248 BW
HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2370
Het in strijd met art. 2:246 BW aanvragen van het faillissement van de vennootschap kan onder omstandigheden tevens de belangen van de gezamenlijke schuldeisers schaden en op die grond aangemerkt worden als kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in de zin van art. 2:248 lid 1 BW. Lees meer…