Persoonlijke aansprakelijkheid curator
HR 9 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2067
De curator van een gefailleerde huurder staat toe dat een derde – in strijd met het verbod van onderverhuur in de huurovereenkomst en zonder instemming van de verhuurder – gebruik maakt van het gehuurde winkelpand. Dit vormt een ‘actieve’ schending door de curator van een voortdurende verplichting van de gefailleerde huurder tot nalaten zoals bedoeld in het arrest Credit Suisse/Jongepier q.q. (ECLI:NL:HR:2018:424 besproken in CB 2018-56). De curator had op dit punt geen beleidsvrijheid. Dit betekent dat de curator (in beginsel) persoonlijk aansprakelijk is. Lees meer…
Prejudiciële vraag: is in kort gedingen over Gemeenschapsmodellen alleen de Haagse voorzieningenrechter bevoegd?
HR 2 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2027 (Spin Master/High5 Products)
Is in kort gedingen over Gemeenschapsmodellen alleen de Haagse voorzieningenrechter bevoegd? De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie EU of art. 90 Gemeenschapsmodellenverordening de lidstaten de vrijheid laat om voor kort gedingen over Gemeenschapsmodellen uitsluitend de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel als bevoegd aan te wijzen.
Draagkracht partneralimentatie en winst uit onderneming
HR 2 november 2018 ECLI:NL:HR:2018:2045
Bevestiging jurisprudentie dat bij de berekening van de draagkracht van een dga, behalve diens uit de onderneming genoten salaris, ook de in de vennootschap behaalde winst een rol kan spelen. Onvoldoende gemotiveerd voorbijgaan aan stellingname van alimentatiegerechtigde terzake. Lees meer…
Wet Bopz: second opinion, tweemaal begrensd
HR 16 november ECLI:NL:HR:2018:2102 en ECLI:NL:HR:2018:2104
Vanwege het ingrijpende karakter van een beslissing tot verlening van een rechterlijke machtiging, kan volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een verzoek tot het verrichten van nader onderzoek slechts gemotiveerd worden afgewezen. De aan die motivering te stellen eisen hangen af van de omstandigheden van het geval. Lees meer…
Nabestaanden Mitch Henriquez kunnen niet langs civiele weg namen agenten krijgen
HR 28 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1806
In dit arrest markeert de Hoge Raad de bevoegdheidsverdeling tussen de strafrechter en de civiele rechter: als een vordering of een verzoek uitsluitend strekt tot bescherming van de processuele belangen die een partij stelt te hebben bij de procesvoering bij de strafrechter, dan is die partij daarin niet-ontvankelijk bij de burgerlijke rechter. Lees meer…
Omvang van het geding na cassatie en verwijzing: samenloop vorderingen Luchtvaartwet
HR 19 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1972 (Chipshol III/Luchthaven Schiphol)
Het gaat in deze zaak om inmiddels vervallen schadevergoedingsbepalingen op grond van de Luchtvaartwet. In deze procedure worden zowel de schadevergoeding op grond van art. 50 LVW (oud) wegens waardevermindering door het opleggen van een bouwverbod, als de afdracht van waardevermindering door het vervolgens opheffen van dat bouwverbod, beoordeeld. De Hoge Raad overweegt dat deze procedures op grond van de LVW grote gelijkenis vertonen met het onteigeningsrecht, en tussentijds cassatieberoep tegen een tussenvonnis dan ook niet kan worden opengesteld. In deze zaak ging het ten aanzien van de ene vordering (de waardevermindering) om een procedure na cassatie en verwijzing, waarvoor het algemene uitgangspunt geldt dat de rechter op niet of tevergeefs bestreden beslissingen in beginsel niet mag terugkomen. Ten aanzien van de andere vordering (de waardevermeerdering) ging het om een zaak waarin nog geen einduitspraak was gedaan. Omdat de leer van de bindende eindbeslissing in deze procedures op grond van de LVW niet geldt, betekent dat dat de rechter nog wel op zijn eerdere (tussen)beslissingen mag terugkomen. Omdat de waardevermindering en waardevermeerdering in samenhang moeten worden beoordeeld, brengt dat een uitzondering op de gebondenheid na cassatie aan niet of tevergeefs bestreden beslissingen mee: wanneer omstandigheden worden meegewogen voor het oordeel over de waardevermeerdering, moeten deze ook worden betrokken in het oordeel over waardevermindering. Lees meer…
Wet Bopz: een kader voor Bopz-patiënten die verblijven in een inrichting voor forensische zorg
HR 9 november ECLI:NL:HR:2018:2087
In deze uitspraak geeft de Hoge Raad een uiteenzetting over de verhouding tussen huisregels, beperkingen en dwangbehandeling tegen de achtergrond van verblijf in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC). Lees meer…
Wet Bopz: nogmaals de positie van de arts verstandelijk gehandicapten
HR 2 november 2018 ECLI:NL:HR:2018:2044 en ECLI:NL:HR:2018:2046
De Hoge Raad heeft een tweetal uitspraken gedaan over de positie van de arts voor verstandelijk gehandicapten. Bij geconstateerde psychiatrische problematiek van een verstandelijk gehandicapte patiënt dient een psychiater het onderzoek over te nemen of bij het onderzoek betrokken te worden. Lees meer…
Uitzondering op Baijingsleer mogelijk voor na ontbindingsuitspraak bekend geworden feiten
HR 26 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1986
In een geval waarin de rechter een arbeidsovereenkomst heeft ontbonden onder het vóór 1 juli 2015 geldende recht wegens een aan de ex-werknemer verweten gedraging en na de ontbindingsprocedure op dit punt nieuwe informatie van wezenlijke betekenis is bekend geworden die de ontbindingsrechter op dit punt niet heeft kunnen meewegen, is het in lijn met het Baijingsarrest, dat in een afzonderlijk geding alsnog op basis van de nieuw bekend geworden feiten kan worden beoordeeld of de werknemer op grond van de eisen van goed werkgeverschap of die van de redelijkheid en billijkheid aanspraak heeft op een (aanvullende) vergoeding in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Lees meer…
Verhouding hoofdprocedure en schadestaatprocedure
HR 19 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1975
Uitgangspunt is dat de rechter in de hoofdprocedure de grondslag voor aansprakelijkheid vaststelt en dat de rechter in de schadestaatprocedure gebonden is aan dat oordeel. In onderhavige zaak laat het arrest van het hof in de hoofdprocedure geen andere uitleg toe dan dat de grondslag voor de door het hof aangenomen aansprakelijkheid van verweerster is gelegen in een rechtstreeks op art. 7:611 BW berustende verplichting van de werkgever om de werknemer diens schade als gevolg van een arbeidsgerelateerd verkeersongeval te vergoeden en dat het hof op die grondslag verweerster aansprakelijk acht voor de schade die eiser lijdt als gevolg van het hem overkomen verkeersongeval, en dus niet voor de schade die eiser lijdt als gevolg van het ontbreken van een adequate verzekering. Lees meer…