Alle berichten met de tag: Ow art. 40c


HR 16 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:757  (Eisers / de Staat der Nederlanden)

Wanneer omstandigheden die hebben plaatsgevonden voor de peildatum in rechtstreeks verband staan met de op handen zijnde onteigening, kan de redelijkheid meebrengen dat die omstandigheden buiten beschouwing worden gelaten bij het bepalen van de waarde van het onteigende. Daarvoor is niet steeds vereist dat die ontwikkeling vooruitlopend op de onteigening op verzoek van, met medewerking van of met toestemming van de onteigenaar heeft plaatsgevonden. (meer…)

HR 19 juli 2019 ECLI:NL:HR:2019:1246

De Hoge Raad besliste op 23 november 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2161) dat in onteigeningszaken het oproepingsbericht binnen de cassatietermijn moet worden bezorgd of betekend. Dat was in deze zaak niet gebeurd. Dat in dit geval verweerders wel binnen de cassatietermijn van het instellen van cassatieberoep op de hoogte zijn gesteld (zonder dat de procesinleiding of het oproepingsbericht werd meegestuurd), maakt dat niet anders. De gemeente is niet-ontvankelijk. Ten overvloede wijst de Hoge Raad de suggestie van de hand om terug te komen van zijn definitie van een ‘overheidswerk’. Dit houdt in dat wanneer niet de onteigenende overheid het werk waarvoor wordt onteigend realiseert, maar dat een private marktpartij is, de voordelen door dat werk alleen worden geëlimineerd (als bedoeld in art. 40c Ow) als het werk tot stand wordt gebracht voor rekening en risico van een rechtspersoon als bedoeld in art. 2:1 lid 1 en 2 BW. (meer…)

HR 21 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1694 (BBL/verweerder)

Bij de schadeloosstelling voor onteigening hoort, als onderdeel van de werkelijke waarde van de onteigende zaak, ook een vergoeding voor een meerwaarde van de grond die samenhangt met de aanwezigheid van bruikbare bodembestanddelen. Bij de vaststelling van die meerwaarde mag op grond van het eliminatiebeginsel (de regel dat bij de vaststelling van de werkelijke waarde van het onteigende geen rekening wordt gehouden met voor- of nadelen die worden veroorzaakt door het werk waarvoor wordt onteigend), geen rekening worden gehouden met de omstandigheid dat werkzaamheden voor het winnen van die bodembestanddelen toch al met het oog op de uitvoering van het werk moeten plaatsvinden. Wanneer, zoals in dit geval, een gasleiding moet worden verlegd om de bodembestanddelen te winnen, moeten de kosten van die verlegging worden meegenomen bij het bepalen van een eventuele meerwaarde door de aanwezigheid van die bodembestanddelen. Dat de verlegging van de gasleiding voor de uitvoering van het werk waarvoor wordt onteigend toch al noodzakelijk was, doet daar niet aan af. (meer…)

HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:691 (X/Staat)

Bij de bepaling van de werkelijke waarde, waaronder begrepen de verwachtingswaarde, mogen niet zonder meer alle planologische stukken waarin rekening wordt gehouden met het werk buiten beschouwing worden gelaten. Ten aanzien van elk van die planologische stukken moet worden beoordeeld of reeds sprake is van of wordt voortgebouwd op concrete plannen voor het werk waarvoor is onteigend. (meer…)

HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:544 (Erven X/Gemeente Uden)

Als de overheid een onteigend perceel bouwrijp heeft gemaakt, kan dat worden aangemerkt als een overheidswerk dat in verband staat met het werk waarvoor wordt onteigend. De meerwaarde vanwege het bouwrijp zijn blijft dan buiten beschouwing bij de waardebepaling. Dat is niet anders als het niet de overheid is die de uiteindelijke bestemming van het onteigende realiseert. (meer…)

Cassatieblog.nl