Selecteer een pagina

Dossier: Prejudiciële vragen Hoge Raad


HR 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:53

 Een huurder of verhuurder kan zich na een uitspraak van de voorzitter van de huurcommissie rechtstreeks tot de kantonrechter wenden. Het is niet vereist eerst in verzet te gaan bij huurcommissie. (meer…)

HR 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:210

De vordering van een concurrente schuldeiser met betrekking tot de rente van na de faillietverklaring valt niet onder de verbindendheid van het gehomologeerde akkoord. Deze vordering kan na beëindiging van het faillissement dus nog worden afgedwongen. (meer…)

HR 9 februari 2024 ECLI:Nl:HR:2024:210

Het gehomologeerde akkoord is voor bepaalde schuldeisers verbindend. Als hun vorderingen als gevolg van het akkoord onvoldaan blijven, zijn deze vorderingen niet afdwingbaar. In deze zaak gaat het over de vraag of ook rente die ná de faillietverklaring is verschenen, onder het gehomologeerde akkoord valt. Dat is van belang voor de afdwingbaarheid van deze rentevordering na beëindiging van het faillissement. In deze prejudiciële beslissing geeft de Hoge Raad antwoord op deze vraag.

Maartje Möhring bespreekt in dit vlog de uitspraak van de Hoge Raad in drie minuten.

Cassatievlog #087 is ook als podcast beschikbaar.

Cassatieblog HR 15 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1755

Artikel 7:2 BW beschermt consumenten bij de koop van een woning door middel van een schriftelijkheidsvereiste en een recht op bedenktijd. In deze prejudiciële beslissing overweegt de Hoge Raad dat een perceel grond met de publiekrechtelijke bestemming ‘wonen’ geen woning in de zin van dat artikel is. (meer…)

HR 1 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1682

Het staat de hulpverlener en de beroepsbeoefenaar op wie het medisch beroepsgeheim rust niet vrij om in het kader van de buitengerechtelijke afhandeling van een aansprakelijkstelling zonder toestemming van de patiënt inzage in diens medisch dossier te geven aan de jurist. (meer…)

Cassatieblog HR 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1627

Dat een rechter in een verstekvonnis ten onrechte nalaat bedingen (kenbaar) op oneerlijkheid te toetsen, zoals bedoeld in de Richtlijn oneerlijke bedingen, brengt niet mee dat een andere dan de wettelijke verzettermijn geldt. Dat een dergelijk verstekvonnis onherroepelijk wordt is niet strijdig met het Unierecht, want dat staat toe dat redelijke beroepstermijnen worden gehanteerd in het belang van de rechtszekerheid. (meer…)

Cassatieblog.nl