Selecteer een pagina

Dossier: Prejudiciële vragen Hoge Raad


HR 11 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:166

De verzekeringnemer van een beleggingsverzekering kan aanspraak hebben op de rechtsbescherming van het burgerlijke recht – in aanvulling op de bescherming die voortvloeit uit het Europese recht – ook in een geval waarin de verzekeraar de informatieplichten van (het Europeesrechtelijke) art. 31 lid 3 DLR heeft nageleefd. (meer…)

HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1974

Hebben huurders van bedrijfsruimten recht op een tijdelijke vermindering van de huurprijs als sprake is van omzetverlies als gevolg van de corona-maatregelen? De Hoge Raad beantwoordt deze vraag in dit arrest bevestigend op basis van de regeling van onvoorziene omstandigheden. (meer…)

HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1974

Paul Tanja vertelt over het arrest van de Hoge Raad over huurkorting in corona-tijd. Kan een huurder van bedrijfsruimte huurprijsvermindering krijgen als hij door de coronamaatregelen zijn pand niet meer rendabel kan exploiteren?

 

Cassatievlog #003 is ook als podcast beschikbaar.

HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1889 (Waternet/verweerder)

Op 13 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1972, besproken in CB 2020-9) stelde de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) over de kwestie of – zowel in het kader van het op art. 9 Richtlijn koop op afstand gebaseerde art. 7:7 lid 2 (oud) BW, als in het kader van het op art. 27 Richtlijn consumentenrechten gebaseerde huidige art. 7:7 lid 2 BW – sprake is (i) van levering van drinkwater op grond van een overeenkomst, dan wel (ii) van een ongevraagde levering van drinkwater zoals verboden door art. 5 lid 5 en punt 29 van bijlage I van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. In zijn arrest van 3 februari 2021 heeft het HvJEU die vragen beantwoord. De Hoge Raad heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld om hun standpunten toe te lichten naar aanleiding van het prejudiciële arrest, waarna advocaat-generaal Drijber zijn conclusie heeft genomen. In het hier te bespreken arrest beoordeelt de Hoge Raad de zaak in het licht van de antwoorden van het HvJEU op de prejudiciële vragen. (meer…)

HR 19 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1725

Airbnb is een bemiddelaar in de zin van art. 7:425 BW. Het verbod van art. 7:417 lid 4 BW om bij zowel de huurder als de verhuurder bemiddelingskosten in rekening te brengen, geldt echter niet voor de verhuur zoals die op het platform van Airbnb plaatsvindt (kortetermijnverhuur voor niet-bewoningsdoeleinden). Airbnb handelt ook niet in strijd met de Richtlijn oneerlijke bedingen of de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken door bij de huurder bemiddelingskosten in rekening te brengen.

(meer…)

Cassatieblog.nl