Drie lessen van de Hoge Raad over toerekening van schade (art. 6:98 BW)
HR 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:214 (Avi/Verweerster)
(1) Bij de toerekening van schade ex art. 6:98 BW kan ook een rol spelen wat naar objectief inzicht voorzienbaar of waarschijnlijk was. (2) De omstandigheid dat een contractspartij bij de tekortkoming waarvoor aansprakelijkheid bestaat, niet uit eigen belang heeft gehandeld, kan weliswaar mede van belang zijn voor de toerekeningsvraag, maar kan niet op zichzelf ertoe leiden dat slechts een deel van de veroorzaakte schade is aan te merken als een toerekenbaar gevolg van de gebeurtenis waarvoor aansprakelijkheid bestaat. (3) Voor een aanspraak op wettelijke rente ex art. 6:119 BW doet niet ter zake of die wettelijke rente al dan niet kan worden toegerekend in de zin van art. 6:98 BW. (meer…)
Het bezitsvereiste en verkrijgende verjaring door een bezitter te kwader trouw
HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309 (Gemeente Heusden/Verweerders)
(1) Voor het in art. 3:105 BW bedoelde gevolg van voltooiing van de verjaringstermijn van art. 3:314 lid 2 BW is voldoende dat bij de niet-rechthebbende sprake is van bezit dat voldoet aan de door de wet gestelde eisen. Het is niet vereist dat de rechthebbende daadwerkelijk kennis had van de bezitsdaden van de niet-rechthebbende waardoor zijn bezit is tenietgegaan. (2) De bezitter te kwader trouw die door de werking van art. 3:105 BW eigenaar is geworden, kan blootstaan aan een vordering uit onrechtmatige daad van de (voormalige) rechthebbende die zijn eigendom aan hem heeft verloren. (meer…)
Verlies aan arbeidsvermogen bij letselschade: bewijs hypothetische situatie zonder ongeval
HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:273 (Eiser/De Goudse)
Conform vaste rechtspraak moet de omvang van schade door verminderd arbeidsvermogen na een ongeval worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen het inkomen van de benadeelde in de feitelijke situatie na het ongeval en het inkomen dat de benadeelde in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verworven. Aan de benadeelde, op wie de stelplicht en bewijslast rusten, mogen in dit verband geen strenge eisen worden gesteld. Bij de beoordeling van de hypothetische situatie moeten de goede en kwade kansen worden afgewogen, waarbij de feitenrechter een aanzienlijke mate van vrijheid heeft. (meer…)
Uitleg pensioentoezegging
HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:139
De door het hof aan de pensioentoezegging gegeven uitleg, die uitgaat van “fiscaal rationeel handelen” van partijen, is hetzij in strijd met de CAO-norm, hetzij onbegrijpelijk in het licht van de tekst van de toezegging. Daaruit blijkt namelijk niet dat de pensioenaanspraak is beperkt tot de situatie dat de ondernemer zou overlijden na zijn pensioendatum en evenmin dat fiscale overwegingen een rol hebben gespeeld bij de toezegging. (meer…)
Art. 2:11 BW geldt in alle gevallen van aansprakelijkheid rechtspersoon op grond van de wet
HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:275
Art. 2:11 BW is van toepassing in alle gevallen waarin een rechtspersoon in zijn hoedanigheid van bestuurder van een andere rechtspersoon aansprakelijk is op grond van de wet. Daaronder valt ook de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder die is gebaseerd op art. 6:162 BW. Deze aansprakelijkheid rust dan tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder daarvan bestuurder is. Dit betekent dat voor vestiging van aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon-bestuurder niet de aanvullende eis geldt dat de schuldeiser stelt, en zo nodig bewijst, dat ook aan die bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. (meer…)
Recente berichten
- Kennisclip Hoger beroep #10: Tweeconclusieregel
- Wvggz: onderzoeksplicht rechter naar bereidheid betrokkene om te worden gehoord
- Cassatievlog #118 | ‘Eerste aflossing’ ex art. 349a lid 1 Fw
- Wat is de ‘eerste aflossing’ in de zin van art. 349a lid 1 Fw?
- De Staat is belanghebbende in een procedure ex art. 1:26 BW tot erkenning van buitenlandse adoptiebeslissing
- Geen gratie na veroordeling voor een verjaard feit
- Man die zijn echtgenote in ontoerekeningsvatbare toestand om het leven brengt, is niet onwaardig om te erven – maar erft toch niet
- De afwijzing van een verzoek om als belanghebbende te worden aangemerkt in de zin van art. 798 lid 1 Rv is een einduitspraak, waarvan hoger beroep of cassatieberoep openstaat
Dossiers
- Aanbestedingsrecht (12)
- Aansprakelijkheid en schadevergoeding (326)
- Arbeidsrecht (226)
- Bijzondere overeenkomsten (47)
- Caribisch recht (Aruba, Curaçao en Sint Maarten, BES) (67)
- Erfrecht (38)
- Europees recht (86)
- Financieel recht (51)
- Goederenrecht (92)
- Grondrechten en mensenrechten (63)
- Hoge Raad Algemeen (59)
- Huurrecht (76)
- Huwelijksvermogensrecht (68)
- Insolventierecht (201)
- Intellectuele-eigendomsrecht (115)
- Internationaal privaatrecht (81)
- Internationaal publiekrecht (25)
- Kooprecht (14)
- Mededingingsrecht (20)
- Ondernemingsrecht (102)
- Onteigeningsrecht (71)
- Overheidsrecht (177)
- Pensioenrecht (23)
- Personen- en familierecht (210)
- Prejudiciële uitspraken HvJEU (27)
- Prejudiciële vragen Hoge Raad (136)
- Privacy -AVG (4)
- Proces- en beslagrecht (847)
- Strafrecht (7)
- Verbintenissenrecht (291)
- Vermogensrecht algemeen (85)
- Vervoersrecht (26)
- Verzekeringsrecht (76)
- Wetgeving cassatierechtspraak (13)
- Wvggz – Wzd (Wet Bopz oud) (120)