Verlies van het recht op transitievergoeding slechts in uitzonderlijke gevallen
HR 8 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:203
De werknemer verliest zijn recht op transitievergoeding indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van zijn ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Hiervan is slechts in uitzonderlijke gevallen sprake.
Bij de beoordeling of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten dat tot het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst heeft geleid, zijn niet alle omstandigheden van het geval van belang, maar slechts de omstandigheden – waaronder ook persoonlijke omstandigheden van de werknemer – voor zover deze van invloed zijn op de verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werknemer dat tot het ontslag heeft geleid. (meer…)
Vonnis niet kenbaar op tegenspraak gewezen: strijd met art. 6 EVRM
HR 8 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:207
Indien een vonnis naar zijn uiterlijk een verstekvonnis is, waaruit niet kan worden afgeleid of op andere wijze kan worden vastgesteld dat het in wezen om een vonnis op tegenspraak gaat, dient de rechter gelet op art. 6 EVRM het verzet tegen het eindvonnis ontvankelijk te achten, zulks in afwijking van de hoofdregel. (meer…)
Overzicht recente prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
Het overzicht van prejudiciële zaken vermeldt weer een aantal nieuwe civiele zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op de volgende kwesties: (1) zijn de vennoten van een vof bij een door de vof gesloten arbeidsovereenkomst ieder afzonderlijk werkgever, (2) de reikwijdte art. 6:228 BW bij het afsluiten van een rentederivaat, (3) het bestaan en de omvang van aansprakelijkheid voor materiële en immateriële schade als gevolg van gaswinning in het Groningerveld en (4) geldt het in de BPR opgegeven briefadres als gekozen woonplaats.
Directe actie kan ook worden ingesteld als de schade is ingetreden vóór faillissement van de verzekerde
HR 1 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:150
Een directe actie van de benadeelde jegens de aansprakelijkheidsverzekeraar ter zake van schade door dood of letsel (art. 7:954), kan ook worden ingesteld in het geval waarin de aansprakelijke partij heeft opgehouden te bestaan nadat de schade is opgetreden. In een dergelijk geval kan de benadeelde betaling verlangen van de verzekeraar, zonder dat vereist is dat de (inmiddels opgeheven) verzekerde rechtspersoon de verwezenlijking van het risico bij de verzekeraar heeft gemeld, zulks in afwijking van de hoofdregel. (meer…)
Doorbrekingsjurisprudentie van toepassing in notarieel tuchtrecht
HR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:51, 52 en 53
Het notariële tuchtrecht wordt in hoger beroep uitgeoefend door het hof Amsterdam. Tegen beslissingen van het hof in notariële tuchtzaken is geen hogere voorziening toegelaten. Dit rechtsmiddelenverbod blijft buiten toepassing als die toepassing niet verenigbaar is met art. 6 EVRM. De tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt van notaris, valt binnen de reikwijdte van art. 6 EVRM. Aan het cassatieberoep tegen de ontzetting uit het ambt is ten grondslag gelegd dat het door art. 6 EVRM gegarandeerde recht op een eerlijke en onpartijdige behandeling is veronachtzaamd. In dat geval is het cassatieberoep ontvankelijk. In gevallen die niet onder de reikwijdte van art. 6 EVRM vallen, staat geen rechtsmiddel open tegen een beslissing van het hof Amsterdam in het notariële tuchtrecht. (meer…)
Recente berichten
- Cassatievlog #118 | ‘Eerste aflossing’ ex art. 349a lid 1 Fw
- Wat is de ‘eerste aflossing’ in de zin van art. 349a lid 1 Fw?
- De Staat is belanghebbende in een procedure ex art. 1:26 BW tot erkenning van buitenlandse adoptiebeslissing
- Geen gratie na veroordeling voor een verjaard feit
- Man die zijn echtgenote in ontoerekeningsvatbare toestand om het leven brengt, is niet onwaardig om te erven – maar erft toch niet
- De afwijzing van een verzoek om als belanghebbende te worden aangemerkt in de zin van art. 798 lid 1 Rv is een einduitspraak, waarvan hoger beroep of cassatieberoep openstaat
- Rechtsmacht Nederlandse rechter op grond van art. 7 lid 1 Brussel II-ter
- Voor inbezitneming van ‘publieke grond’ geldt geen afzonderlijke maatstaf
Dossiers
- Aanbestedingsrecht (12)
- Aansprakelijkheid en schadevergoeding (326)
- Arbeidsrecht (226)
- Bijzondere overeenkomsten (47)
- Caribisch recht (Aruba, Curaçao en Sint Maarten, BES) (67)
- Erfrecht (38)
- Europees recht (86)
- Financieel recht (51)
- Goederenrecht (92)
- Grondrechten en mensenrechten (63)
- Hoge Raad Algemeen (59)
- Huurrecht (76)
- Huwelijksvermogensrecht (68)
- Insolventierecht (200)
- Intellectuele-eigendomsrecht (115)
- Internationaal privaatrecht (81)
- Internationaal publiekrecht (25)
- Kooprecht (14)
- Mededingingsrecht (20)
- Ondernemingsrecht (102)
- Onteigeningsrecht (71)
- Overheidsrecht (177)
- Pensioenrecht (23)
- Personen- en familierecht (210)
- Prejudiciële uitspraken HvJEU (27)
- Prejudiciële vragen Hoge Raad (135)
- Privacy -AVG (4)
- Proces- en beslagrecht (847)
- Strafrecht (7)
- Verbintenissenrecht (291)
- Vermogensrecht algemeen (85)
- Vervoersrecht (26)
- Verzekeringsrecht (76)
- Wetgeving cassatierechtspraak (13)
- Wvggz – Wzd (Wet Bopz oud) (119)