Wat moet de curator doen indien, voordat alle vorderingen op derden zijn geïncasseerd, een boedeloverschot ontstaat? De Hoge Raad oordeelt dat de curator alle geverifieerde schuldeisers dient te betalen zodra blijkt dat er voldoende gelden aanwezig zijn en dat daarmee het faillissement en de taken van de curator eindigen. (meer…)
Een zieke werknemer mag zijn op art. 7:660a BW berustende re-integratieverplichtingen opschorten als de werkgever het gedurende de ziekte verschuldigde loon niet betaalt of heeft betaald. Deze verplichtingen staan tegenover elkaar in de zin van art. 6:262 lid 1 BW en tussen de loonvordering van de werknemer en zijn verbintenis tot nakoming van re-integratieverplichtingen bestaat voldoende samenhang om de opschorting te rechtvaardigen in de zin van art. 6:52 lid 1 BW. (meer…)
(i) de afstemmingsregel brengt mee dat de voorzieningenrechter zijn oordeel moet afstemmen op meest recente uitspraak in de bodemprocedure, ongeacht of die uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
(ii) het oordeel dat een te executeren uitspraak berust op een klaarblijkelijke feitelijke of juridische misslag, brengt niet steeds mee dat de executant die deze uitspraak ten uitvoer legt, misbruik van bevoegdheid maakt. (meer…)
De huurder van geliberaliseerde woonruimte kan, ook ná het sluiten van de huurovereenkomst waarin overeenstemming is bereikt over servicekosten, de hoogte van die kosten ter toetsing voorleggen aan de rechter. De betalingsverplichting met betrekking tot servicekosten mag door de rechter worden bepaald op een bedrag dat in overeenstemming is met de voor de berekening daarvan geldende wettelijke voorschriften of met hetgeen als een redelijke vergoeding voor de geleverde zaken en diensten kan worden beschouwd (art. 7:259 lid 1 BW). Op de doorbelasting van oneigenlijke servicekosten is art. 7:264 BW van toepassing. (meer…)
In dit tussenarrest formuleert de Hoge Raad prejudiciële vragen voor het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) over de positie van werknemers bij een door pre-pack voorbereide overgang van een onderneming. Volgens de Hoge Raad kan namelijk twijfel bestaan over de vraag of in het aan de orde zijnde geval de uitzondering voordoet van art. 7:666 aanhef en onder a, BW, uitgelegd in het licht van art. 5 lid 1 Richtlijn 2001/23/EG, mede gelet op een uitspraak van het HvJEU uit 2017 over een andere Nederlandse ‘pre-pack’ (het Smallsteps-arrest). (meer…)