Alle berichten van: Ruben Wiegerink


HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1537 (X/Gemeente Hoogeveen)

Als in een onteigeningsprocedure de in het Koninklijk Besluit vermelde eigenaar is overleden, dient ingevolge art. 20 Onteigeningswet (Ow) voorafgaand aan het uitbrengen van een dagvaarding een derde te zijn benoemd tegen wie de procedure kan worden gevoerd. Hangende de procedure kan geen derde meer worden benoemd. Niet naleving van dit procedurele voorschrift leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de onteigenaar. (meer…)

HR 11 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:897 (X c.s./gemeente Terneuzen)

Als in een onteigeningsprocedure een vervroegde descente heeft plaatsgevonden, moet de rechtbank in haar onteigeningsvonnis de datum vaststellen waarop het deskundigenrapport zal worden gedeponeerd (art. 54j lid 2 Onteigeningswet (Ow)). Niet-inachtneming van dit voorschrift leidt echter niet tot nietigheid van het vonnis. (meer…)

HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736 (X/Gemeente De Bilt)

(1) Een vordering tot vergoeding van immateriële schade wegens een onredelijk lange duur van een civiele procedure moet worden ingesteld in een afzonderlijke procedure tegen de Staat. Voor de hoogte van de vergoeding wordt in beginsel aangesloten bij de richtlijnen die daarvoor in het bestuursrecht ontwikkeld zijn (vgl. ABRvS 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188). (2) Bij de opheffing van een erfdienstbaarheid en de toekenning van een schadeloosstelling aan de eigenaar van het heersend erf spelen de belangen van de eigenaar van het dienend erf geen rol. (meer…)

HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:326 (X/Provincie Zuid-Holland)

De waarde van het onteigende wordt mede bepaald door een voldoende reële verwachting over een bestemmingswijziging van het onteigende. Die verwachting kan bestaan als er een verwachte bestemmingswijziging is van omringende of aanliggende gronden. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook als het onteigende geen onderdeel uitmaakt van een complex waartoe mede de omringende of aanliggende gronden behoren. (meer…)

HR (Belastingkamer) 18 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:917 (College B&W gemeente Sittard-Geleen/belanghebbende)

Het heffen van een gemeentelijke hondenbelasting is niet in strijd met het discriminatieverbod. Het onderscheid tussen hondenbezitters en andere personen is volgens de Hoge Raad gerechtvaardigd. Er hoeft geen relatie te zijn tussen de opbrengst van de hondenbelasting en de kosten van het opruimen van hondenpoep. Hondenbelasting is een algemene belasting ten behoeve van de verwerving van overheidsinkomsten.  (meer…)

Cassatieblog.nl