Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 14 juni 2013, LJN BZ5666

De kantonrechter is ervan uitgegaan dat deze zaak wordt beheerst door de huurprijswetgeving (o.a. art. 7:246-265 BW). Vervolgens heeft de kantonrechter, gegeven deze toepasselijkheid van de huurprijswetgeving, onderzocht of de door de huurders verlangde verlaging van de huurprijs in casu zou leiden tot een resultaat dat in strijd is met het door de verhuurder ingeroepen art. 1 Eerste Protocol EVRM. De kantonrechter is hiermee niet buiten het toepassingsgebied van de huurprijswetgeving getreden, zodat de huurders zich niet kunnen beroepen op een doorbreking van het rechtsmiddelverbod van art. 7:262 lid 2 BW. (meer…)

HR 14 juni 2013, LJN BZ5356

Uit de omstandigheid dat het hof tussentijds hoger beroep heeft opengesteld, leidt de Hoge Raad af dat de beslissing over de bewijslast in het arrest waarvan beroep door het hof bedoeld is als eindbeslissing. (meer…)

HR 7 juni 2013, LJN BZ1717 en BZ1721

De bewijsregel uit het arrest Unilever/Dikmans (HR 17 november 2000, LJN AA8369) drukt het vermoeden uit dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht. Dat vermoeden wordt gerechtvaardigd door hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de ziekte en haar oorzaken, en door de schending door de werkgever van de veiligheidsnorm die beoogt een en ander te voorkomen. Gelet daarop is voor dat vermoeden geen plaats indien het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is. (meer…)

HR 7 juni 2013, LJN BZ4115 (X/Centrafarm c.s.)

(1) Een stof waarvan de samenstelling en mogelijke eigenschappen op zichzelf bekend zijn en die om die reden op voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek, kan desondanks niet voor de hand liggend zijn en daarom octrooieerbaar, als uit de stand van de techniek op de prioriteitsdatum geen werkwijze bekend is om die stof te verkrijgen en met de geclaimde werkwijze derhalve voor het eerst die stof kan worden verkregen op een inventieve wijze. (2) Eiser tot cassatie kan in beginsel na het verstrijken van de cassatietermijn geen nieuwe klachten aanvoeren. Dit kan betekenen dat ook in het principale beroep aanstonds (voorwaardelijke) klachten (moeten) worden geformuleerd, in anticipatie op mogelijk slagende klachten in een incidenteel beroep. (meer…)

HR 31 mei 2013, LJN BZ1983 (Apple/Samsung)

(1) Bij de beoordeling of een model een eigen karakter heeft, mag worden vergeleken met meer dan één anticiperend model, en dus met het vormgevingserfgoed. (2) De beschermingsomvang van een geldig model is afhankelijk van de afstand tussen het model en eerdere soortgelijke modellen, en is ten opzichte van latere modellen niet groter dan de afstand tussen het model en eerdere soortgelijke modellen. (3) Proceskosten gemaakt voor een niet behandeld voorwaardelijk incidenteel beroep dat samenhang heeft met het principale beroep komen niet in aanmerking voor vergoeding ex art. 1019h Rv. (meer…)

HR 17 mei 2013, LJN BZ3645 (X. c.s./Mrs. Franken en Lauwerier q.q)

Art. 66 Fw biedt de rechter-commissaris een ruime bevoegdheid om ter opheldering van alle omstandigheden betreffende een faillissement getuigen te horen. Het staat de rechter in het hoger beroep op grond van art. 67 Fw vrij om met deze ruime bevoegdheid rekening te houden, nu het hier gaat om een onderdeel van het toezicht door de rechter-commissaris als bedoeld in art. 64 Fw. (meer…)

Cassatieblog.nl