Selecteer een pagina

Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:663 

Het hof is buiten de rechtsstrijd van partijen getreden (art. 24 Rv) door het beroep op verjaring van de man af te wijzen op de grond dat de verjaring is gestuit, nu door de vrouw geen beroep op stuiting was gedaan. (meer…)

HR 15 april 2016, ELCI:NL:HR:2016:662 (Mr. Muetstege q.q. / Gemeente Amsterdam)

1) De verplichting om na een mondelinge behandeling aan partijen mededeling te doen van een rechterswisseling, vervalt na de eerste uitspraak die op een mondelinge behandeling volgt. Na die uitspraak is het aan partijen om eventueel initiatieven te ontplooien. 2) De voorwaarden voor afwijzing van een verzoek om een nadere mondelinge behandeling na een rechterswisseling kunnen tot de einduitspraak een rol blijven spelen. 3) De regels rond rechterswisseling zien niet op de comparitie na aanbrengen in hoger beroep. (meer…)

HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:607

Gelet op het feit dat het de rechtzoekende (een uitgeprocedeerde asielzoeker zonder financieel vermogen) geheel ontbreekt aan financiële middelen, levert het opleggen van griffierecht (ad € 78,-, conform de categorie onvermogenden) een ontoelaatbare belemmering op van het recht op toegang tot de rechter. (meer…)

HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:609

Art. 807 Rv sluit ten aanzien van beslissingen die door de kinderrechter op grond van art. 1:265i BW zijn genomen niet de mogelijkheid van een gewoon rechtsmiddel uit, zodat daartegen – conform de hoofdregel van art. 358 lid 1 Rv – de gewone rechtsmiddelen openstaan. Dit strookt met de wetsgeschiedenis, waaruit blijkt dat de wetgever beoogd heeft maatregelen met een voorlopig en ordenend karakter uit te sluiten. De beslissingen op grond van de artt. 1:265a t/m 1:265k BW zijn daarentegen ingrijpend en kunnen tot onomkeerbare gevolgen lijden.  (meer…)

HR 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:493

(1) In appel komt op grond van art. 353 lid 1 jo. 130 Rv aan de oorspronkelijke eiser de bevoegdheid toe om zijn eis te veranderen of te vermeerderen. Deze bevoegdheid wordt slechts beperkt door de eisen van een goede procesorde en de twee conclusie-regel. (2) Een vordering uit hoofde van een verrekenbeding in een samenlevingsovereenkomst, waaraan eerder geen uitvoering was gegeven, ontstaat en wordt in beginsel opeisbaar op het moment waarop een van de partijen meedeelt de overeenkomst te beëindigen. (meer…)

HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:298 (Sypesteyn c.s. / mr. Dekker q.q.)

Het feit dat de wederpartij haar statutaire zetel – en dus haar woonplaats in de zin van art. 1:10 BW – in Nederland heeft, staat in de weg aan het toewijzen van een incidentele vordering tot zekerheidstelling ex art. 224 Rv. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat deze partij een vestigingsadres heeft in een land dat niet is aangesloten bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954 (i.c. in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten) en dat de in Nederland geen verhaal mogelijk is voor de proceskosten. (meer…)

Cassatieblog.nl