Selecteer een pagina

Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:297

De rechter-commissaris (r-c) is gehouden om bij het geven van een beschikking ex artikel 58 Fw het in artikel 19 Rv verankerde beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen. Nu de beschikking van de r-c mede berust op bescheiden en gegevens waarover de partij ten nadele van wie de beschikking is gegeven zich niet heeft kunnen uitlaten, heeft de r-c het bepaalde in artikel 19 Rv geschonden.  (meer…)

HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:270 (eisers / notariskantoor X)

Het hof heeft terecht geoordeeld dat het verzuim van de notaris om eisers te informeren en adviseren over de vereiste instemming van alle appartementseigenaren (art. 5:139 BW) een schending van de zorgplicht oplevert. Nu de nakoming daarvan ertoe strekte eisers te behoeden voor het risico van vertraging in geval een van de appartementseigenaren niet (aanstonds) meewerkt aan de splitsing, valt niet in te zien dat verwezenlijking van dit risico voor eigen rekening van eisers zou komen en op de voet van art. 6:101 BW in mindering zou strekken van de op de notaris rustende schadevergoedingsplicht wegens schending van informatie- en adviesplicht. (meer…)

HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:296

De ontvangst van een bericht op het faxapparaat van een gerecht is voldoende om dit bericht als ontvangen aan te merken in de zin van art. 33 lid 3 Rv. Indien het faxapparaat op de griffie het tijdstip van ontvangst niet registreert, dan kan dit tijdstip ook op andere wijze komen vast te staan, zoals een verzendbevestiging. De enkele constatering dat het bericht niet door het faxapparaat van het gerecht is uitgedraaid kan daarom de niet-ontvankelijkverklaring niet dragen.  (meer…)

HR 25 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:339

(1) In een geval waarin geen uiterste dag van betaling is overeengekomen en geen sprake is van ontvangst van een factuur, maar wel van een gelijkwaardig verzoek tot betaling, moet de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente steeds worden bepaald aan de hand van art. 6:119a lid 2 BW. (2) De Hoge Raad besteedt aandacht aan de cassatietechnische implicaties van een appelprocedure die gevoerd is volgens het Second Opinion-regelement van het Gerechtshof Den Haag. (meer…)

HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:234 (X / De Vries q.q.)

Beide partijen zijn ervan uitgegaan dat tussen hen in geschil is of een als gevolg van een aansprakelijkstelling op 19 mei 2003 aangevangen verjaring tijdig is gestuit door een brief van 3 april 2008. Het hof had daarom de brief van 19 mei 2003 en het eensluidende uitgangspunt van partijen omtrent het tussen hen bestaande geschilpunt in zijn oordeelsvorming moeten betrekken.  (meer…)

HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:198 (werkneemster / Medline Harderberg)

De werknemer kan ter zake van een vordering tot doorbetaling van loon bij ziekte (art. 7:629 lid 1 BW) slechts in de kosten van de werkgever als bedoeld in art. 237 Rv worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht (art. 7:629a lid 6 BW). ´s Hofs oordeel – dat erop neer komt dat werkneemster is aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij – is onvoldoende voor het aannemen van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.  (meer…)

Cassatieblog.nl