Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:723

Vernietiging van het oordeel dat de vrouw voor de helft draagplichtig is voor door de man gemaakte advocaatkosten. Mede gelet op het feit dat proceskosten in procedures van familierechtelijke aard plegen te worden gecompenseerd, heeft het hof zijn oordeel dat geen termen aanwezig zijn om op grond van beginselen van redelijkheid en billijkheid af te wijken van de hoofdregel van art. 1:100 BW inzake gemeenschapsschulden onvoldoende gemotiveerd.  (meer…)

HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:727

Nu verzoekster in eerste aanleg niet werd bijgestaan door een advocaat en niet is gebleken dat haar is medegedeeld wanneer zij telefonisch naar de uitspraak kon informeren, is sprake van een verzuim van de rechtbank als gevolg waarvan verzoekster niet hoefde te weten dat de rechtbank op 8 juli 2015 uitspraak had gedaan. Het hof had daarom moeten onderzoeken of de uitspraak van de rechtbank als gevolg van een niet aan verzoekster toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de beroepstermijn aan haar is toegezonden of verstrekt (Vgl. HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1682, CB 2014-129).  (meer…)

HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:606

Bij overschrijding van de eenmalige termijn op grond van het Pilotreglement van het hof Amsterdam moet de door de goede procesorde vereiste belangenafweging leiden tot het verlenen van een termijn van veertien dagen om het verzuim te herstellen. De rolraadsheer moet deze afweging ambtshalve maken, op het moment dat hij constateert dat niet op de eerste daartoe bepaalde datum van grieven is gediend, ook als appellant niet heeft verzocht om alsnog van grieven te mogen dienen.  (meer…)

HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:721

Ingevolge art. 4:198 BW oefenen de erfgenamen hun bevoegdheden als vereffenaars van de beneficiair aanvaarde nalatenschap in beginsel slechts gezamenlijk uit. Dit brengt echter niet mee dat in het geval één van de vereffenaars de gezamenlijke vereffenaars in rechte betrekt, deze ook zichzelf, als mede-vereffenaar, zou moeten dagvaarden. (meer…)

HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:666 (Astellas/Synthos)

Het ontbreken van spoedeisend belang kon de aanhouding van de beslissing omtrent de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure, niet rechtvaardigen, mede gelet op de onbepaalde en mogelijk (zeer) lange duur van die aanhouding. (meer…)

Cassatieblog.nl