Selecteer een pagina

Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:248

1. Artikel 3:71 lid 2 BW is niet van toepassing op de verhouding tussen een procespartij en diens tussenpersoon. 2. Een mogelijke tekortkoming van de interne, administratieve organisatie van het Hof dient voor de beoordeling geen verschil te maken.  (meer…)

HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:233 (CAK / Verweerder)

Een bestuursorgaan kan een vordering tot betaling van bestuursrechtelijke geldschulden instellen bij zowel de burgerlijke rechter als de bestuursrechter. De inwerkingtreding van de vierde tranche van de Awb brengt niet mee dat de bestuursrechter in dit verband exclusief bevoegd is geworden, nu artikel 4:124 Awb bepaalt dat een bestuursorgaan ten aanzien van de invordering van bestuursrechtelijke geldschulden ook beschikt over de bevoegdheden die een schuldeiser heeft op grond van het privaatrecht. (meer…)

land HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:183 (X c.s./gemeente Peel en Maas)

Bij een cassatieberoep dat is gericht tegen de afwijzing van een vordering tot tussenkomst in een onteigeningsprocedure, dienen alle partijen te worden opgeroepen. Gegrondbevinding van het cassatieberoep kan er na verwijzing immers toe leiden dat het verweer tegen de gevorderde onteigening van degenen die tussen willen komen doel treft. Het vonnis waarbij de onteigening is uitgesproken, heeft hierdoor nog geen kracht van gewijsde gekregen.  (meer…)

HR 23 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:112 (Bera/ING)

Uit ’s hofs weergave van de door partijen gemaakte procesafspraak volgt niet dat partijen hebben afgesproken dat bij uitblijven van de proceshandeling binnen de afgesproken termijn, de instantie vervallen zou worden verklaard zonder dat daartoe de procedure van art. 251 Rv behoefde te worden gevolgd. Daarom kan in het midden blijven of de regeling van art. 251 Rv terzijde kan worden gesteld. (meer…)

HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3648

Een verzoek tot afgifte van stukken, gedaan in het kader van een procedure strekkende tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van partijen, heeft betrekking op de voortgang of instructie van de zaak en is niet de zelfstandige inzet van het geding. Een beschikking strekkende tot afwijzing van een dergelijk verzoek moet daarom als een tussenbeschikking worden gekwalificeerd. De Hoge Raad sluit aan bij HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3264, NJ 2013/288.  (meer…)

HR 16 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:84 (Mr. Cnossen q.q. / Provincie Friesland)

Het gezag van gewijsde van een arbitraal vonnis geldt alleen in een ander geding tussen dezelfde partijen of hun rechtverkrijgenden (art. 1059 jo. 236 Rv). In casu kan echter ook tussen partijen in dit geding uitgangspunt zijn, als bindend door arbiters in de rechtsverhouding van de betrokken partijen vastgesteld, dat de litigieuze vordering door verrekening is tenietgegaan. (meer…)

Cassatieblog.nl