Dossier: Verbintenissenrecht


HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:483

Onbegrijpelijk oordeel van het hof dat een private borgstelling voor een vennootschap, met als doel om uitstel van betaling te krijgen en een faillissementsaanvraag te voorkomen, is aangegaan ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf. (meer…)

HR 27 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:531

Art. 6:236, aanhef en onder g, BW (zwarte lijst) regelt dat een beding in algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is als het beding de wettelijke verjarings- of vervaltermijn waarbinnen de consument enig recht geldend moet maken verkort tot een termijn van minder dan één jaar. Bedingen die een wettelijke verjarings- of vervaltermijn verkorten tot een termijn van één jaar of meer, vallen niet onder de zwarte lijst en kunnen alleen getoetst worden aan de open norm uit art. 6:233 aanhef en onder a, BW. Alle overige vervalbedingen, waaronder vervalbedingen die een wettelijke verjaringstermijn vervangen, vallen onder art. 6:237, aanhef en onder h, BW (grijze lijst). Die bedingen worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn.  (meer…)

HR 14 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:260

Gelet op de tekst van het kwijtingsbeding is ’s hofs oordeel dat de volledige kwijting van verhuurder ter zake van “al zijn verplichtingen ingevolge het Huurcontract” ook ziet op een op de wet gegronde vordering uit onverschuldigde betaling zonder nadere motivering onbegrijpelijk.

(meer…)

HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:141

Er is pas sprake van een tekortkoming wegens niet tijdig presteren (ervan uitgaande dat nakoming nog mogelijk is), indien de schuldenaar in verzuim is. Nu de afgesproken leveringstermijn van 31 december 2011 niet als fatale termijn (als bedoeld in art. 6:83, aanhef en onder a, BW) kon worden aangemerkt en de koper (schuldenaar) niet in gebreke was gesteld door de verkoper, kon de koper het pand nog na die datum afnemen zonder dat hij als gevolg van ‘niet tijdig’ presteren in verzuim zou komen (en daarmee zou tekortschieten als bedoeld in art. 6:83, aanhef en onder c, BW). (meer…)

HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:144

In dit arrest heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of de overeenkomst die partijen hebben gesloten een grondslag biedt voor de verplichting om zogenoemde periodieke aansluitkosten te betalen en, indien dat niet zo is, of deze verplichting berust op ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad. (meer…)

HR 6 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1844 en ECLI:NL:HR:2019:1845

Ook als een belegger niet kwalificeert als professionele belegger in de zin van art. 1:1 Wft, is voor de vaststelling van de inhoud van de zorgplicht van belang welke kennis van en ervaring met financiële instrumenten de belegger heeft en wat zijn vermogenspositie was. Die omstandigheden zijn niet pas relevant bij het vaststellen van eventuele eigen schuld. (meer…)

Cassatieblog.nl