

Einde hoofdhuurovereenkomst levert niet noodzakelijk wanprestatie onderverhuurder op
HR 23 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:284
De onbevoegdheid van een verhuurder om een zaak aan de huurder in gebruik te geven, levert pas wanprestatie op indien een derde tegenover de huurder een beter recht pretendeert te hebben en het gebruik daardoor feitelijk wordt gestoord. Zolang de hoofdverhuurder de zaak niet van de onderhuurder opeist, behoudt deze het feitelijk gebruik daarvan en pleegt de onderverhuurder geen wanprestatie. Indien de (onder)huurder bekend wordt met de onbevoegdheid van zijn verhuurder, kan hij een beroep doen op art. 6:80 BW om de overeenkomst te ontbinden, of zijn betalingsverplichting opschorten ingevolge art. 6:263 BW. Lees meer…

Aanhangig = aanhangig
HR 23 maart 2018 ECLI:NL:HR:2018:428
Art. 3:43 lid 1, aanhef en onder a, en slot, Bw bedreigt met nietigheid rechtshandelingen die strekken tot verkrijging door (onder meer) advocaten van goederen waarover een geding aanhangig is voor het gerecht onder welks rechtsgebied zij hun bediening uitoefenen. Deze bepaling is slechts van toepassing indien over de betrokken goederen een geding aanhangig is in de zin van art. 125 lid 1 Rv, dat wil zeggen vanaf de dag van de dagvaarding, dan wel, in geval van digitaal procederen, de dag waarop de procesinleiding is ingediend. Lees meer…
Geen antwoorden op prejudiciële vragen over vermeend kartel
HR 16 maart 2018 ECLI:NL:HR:2018:345
De vragen van de rechtbank hebben alle betrekking op art. 4 lid 1 Wet Conflictenrecht onrechtmatige daad (oud; WCOD (oud)). Nog niet is onherroepelijk beslist dat eiseressen tot cassatie hebben gehandeld in strijd met Europees mededingingsrecht. De rechtbank gaat in afwachting van de uitspraak van het Gerecht van de Europese Unie slechts veronderstellenderwijs ervan uit dat sprake is van een wereldwijd kartel. Dit betekent dat nog niet vast staat dat een antwoord op de gestelde vragen nodig is om op de vorderingen tot schadevergoeding te beslissen. Evenmin is voldaan aan het vereiste dat een antwoord rechtstreeks van belang is voor een veelheid aan vorderingsrechten dan wel talrijke andere geschillen. Lees meer…

Overzicht recente prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
Het overzicht van lopende prejudiciële vraagprocedures vermeldt weer een aantal nieuwe civiele zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) arbeidsongeschiktheidsverzekering en polisvoorwaarden, (2) uitleg art. 6:265 lid 1 BW bij huur en verhuur van sociale woonruimte, (3) loonbetaling vanaf datum ontslag, (4) vonnis mee-gewezen door rechter die ten tijde van de uitspraak inmiddels raadsheer in hof was, (5) de procesrechtelijke positie van de moeder bij beëindiging van gezag van de vader. Lees meer…

Geen inzagerecht in een door een deskundige opgestelde medische analyse
HR 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:365
Er hoeft geen inzage in een door een deskundige uitgevoerde medische analyse te worden verstrekt als dit in strijd zou komen met het uit art. 6 EVRM voortvloeiende recht om verweerders de vrijheid te bieden hun eigen processtrategie te bepalen. Het afwijzen van een exhibitievordering op grond van een dergelijke gewichtige reden in de zin van art. 843a lid 4 Rv komt niet in strijd met het doel van richtlijn 95/46/EG, omdat het hier niet gaat om persoonsgegevens in de zin van de richtlijn. Lees meer…

Afwijzing uitstelverzoek en vervallenverklaring recht op antwoordakte in hoger beroep
HR 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:364
Het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (hierna: LPR) vormt een uitwerking van het bepaalde in art. 133 Rv over de door de rechter vast te stellen termijnen voor het nemen van conclusies en andere proceshandelingen, het uitstel daarvoor, en het verval van recht om de betreffende rechtshandeling te verrichten. Nu ingevolge art. 2.15 LPR, vierde versie, aanspraak bestond op een uitstel van twee weken voor het nemen van een antwoordakte, heeft het hof ten onrechte bij rolbeslissing het uitstelverzoek afgewezen en het recht op het nemen van een antwoordakte vervallen verklaard. Lees meer…

Hoger beroep staat open tegen beslissing tot verlenging schuldsaneringsregeling
HR 9 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:316
De mogelijkheid uit art. 349a lid 2 en 3 Fw om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen is er voor gevallen waarin na ommekomst van de reguliere termijn geen schone lei kan worden verleend, maar de verwachting gerechtvaardigd is dat dit op termijn wel mogelijk zal zijn. Als de reguliere termijn al verstreken is en de rechtbank beslist dat de looptijd van de regeling wordt verlengd omdat – hoewel er sprake is van een toerekenbare tekortkoming jegens de belastingdienst – verzoekster mogelijk succesvol zal zijn in haar strijd tegen het terugvorderingsbesluit, is sprake van een appellabele beslissing op de voet van art. 349a lid 3 Fw. Lees meer…

Verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds bevoegd bindend te besluiten over verdeling pensioenpremie tussen werkgevers en werknemers
HR 2 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:300
Als het pensioen- en uitvoeringsreglement aan het bestuur van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds de bevoegdheid verlenen de verdeling van de pensioenpremie tussen werkgevers en werknemers vast te stellen, bestaat voor individuele werknemers(organisaties) en werkgevers(organisaties) geen ruimte om zelfstandig een andere verdeling van de pensioenpremie overeen te komen. De norm van evenwichtige belangenbehartiging uit art. 105 lid 2 Pensioenwet geldt ook als het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds voornoemde bevoegdheid toekomt. Lees meer…

Aansprakelijkheid voor een (regres)vordering voor bergingskosten van een schip kan alleen met een wrakkenfonds worden beperkt
HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:140 (Wisdom/Riad) en ECLI:NL:HR:2018:142 (Sichem Anne/Margreta)
In twee arresten heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de vraag of aansprakelijkheid voor (regres)vorderingen voor kosten van berging van een schip kan worden beperkt door het stellen van een zakenfonds of dat daarvoor apart een wrakkenfonds moet worden gesteld. Een uitleg van art. 2 van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen 1976 (LLMC) brengt mee dat dergelijke vorderingen zowel onder art. 2 lid 1 sub d en e LLMC als onder een andere categorie van art. 2 lid 1 LLMC kunnen vallen. Lees meer…

Verknochtheid ontslagvergoeding bij ontbinding huwelijksgemeenschap
HR 23 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:270
Bij de beantwoording van de vraag of de aanspraak in de huwelijksgemeenschap valt, moet onderscheid worden gemaakt tussen de periode vóór en na ontbinding. Voor zover de aanspraak ziet op laatstgenoemde periode valt deze niet in de gemeenschap. Dat geldt ook indien de ontslagvergoeding is uitbetaald in de vorm van een bedrag en niet is aangewend voor de aankoop van een stamrechtverzekering of is ondergebracht in een stamrecht BV. Lees meer…