Executoriaal derdenbeslag heeft geen voortdurende stuitende werking

Executoriaal derdenbeslag heeft geen voortdurende stuitende werking

HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2222

Indien een op grond van art. 3:324 BW lopende verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke of arbitrale uitspraak wordt gestuit op een van de wijzen voorzien in art. 3:325 lid 2 BW, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen die in beginsel gelijk is aan de oorspronkelijke termijn, doch niet langer dan vijf jaren. Executoriaal derdenbeslag kan niet op een lijn worden gesteld met stuiting van een rechtsvordering door het instellen van een eis als bedoeld in art. 3:316 lid 1 BW, welke stuiting voortduurt tot – kort gezegd – het tijdstip waarop die eis definitief wordt toegewezen. Lees meer…

Bij vaststelling alimentatie voor jongmeerderjarige is behoeftigheid geen vereiste

Bij vaststelling alimentatie voor jongmeerderjarige is behoeftigheid geen vereiste

HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:234

Bij de vaststelling van de alimentatie voor jongmeerderjarigen (art. 1:392 jo. 1:395a BW) speelt behoeftigheid van de jongmeerderjarige geen rol. Het hof mocht derhalve geen gewicht toekennen aan de stelling dat de jongmeerderjarige vanaf 1 januari 2015 geheel in zijn eigen levenshoud kon voorzien. Lees meer…

Ook het kindgebonden budget van vóór 2015 moet worden verdisconteerd in draagkracht, niet in behoefte

Ook het kindgebonden budget van vóór 2015 moet worden verdisconteerd in draagkracht, niet in behoefte

HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2229

Ook voor het kindgebonden budget zoals dat vóór 2015 (invoering alleenstaande ouderkop) bestond, geldt dat dit niet wordt verdisconteerd in de behoeftebepaling van het kind, maar in de draagkrachtbepaling van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt (vgl. HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011, CB 2015-146). Lees meer…

Voor eigendommen van vreemde staten geldt een presumptie van immuniteit van executie

Voor eigendommen van vreemde staten geldt een presumptie van immuniteit van executie

HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2236

Eigendommen van vreemde staten zijn niet vatbaar voor beslag en executie, tenzij en voor zover is vastgesteld dat deze een niet-publieke bestemming hebben. De stelplicht en bewijslast voor de vatbaarheid voor beslag en executie rusten op de schuldeiser die beslag wil leggen op goederen van een vreemde staat, en deze vatbaarheid moet ook worden onderzocht als de vreemde staat verstek laat gaan. Dit geldt voor zowel conservatoir als executoriaal beslag, en is niet in strijd met art. 6 EVRM of het Nederlandse beslagrecht. Lees meer…

Persoonlijke aansprakelijkheid van de arbiter voor processuele fouten

Persoonlijke aansprakelijkheid van de arbiter voor processuele fouten

HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2215 (Qnow/Verweerder)

(1) Alle (materiële én processuele) fouten bij de uitoefening van de rechterlijke taak van arbiters dienen te worden beoordeeld naar de Greenworld-maatstaf (persoonlijke aansprakelijkheid in geval van opzet, bewuste roekeloosheid of grof plichtsverzuim). (2) ’s Hofs oordeel dat het ontbreken van de handtekeningen van twee arbiters onder het arbitrale vonnis geen grof plichtsverzuim van de voorzitter oplevert, is onjuist of onbegrijpelijk. Lees meer…

Toepasselijkheid CAO Gemaksvoedingsindustrie moet per vennootschap worden beoordeeld

Toepasselijkheid CAO Gemaksvoedingsindustrie moet per vennootschap worden beoordeeld

HR 23 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2171

De Hoge Raad legt de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor de Gemaksvoedingsindustrie uit, omdat dit recht is in de zin van art. 79 Wet RO. De werkingssfeer moet zo worden uitgelegd dat als vier vennootschappen deel uitmaken van een op elkaar afgestemde groep, per vennootschap moet worden bezien of de CAO toepasselijk is. Lees meer…

Toepasselijk recht op de goederenrechtelijke gevolgen van verkrijging door middellijke vertegenwoordiging

Toepasselijk recht op de goederenrechtelijke gevolgen van verkrijging door middellijke vertegenwoordiging

HR 16 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2118

De beantwoording van de vraag naar de gevolgen van de hoedanigheid waarin een middellijk vertegenwoordiger roerende zaken in het buitenland heeft verkregen voor de eigendomsverkrijging van die zaken, dient ingevolge art. 10:127 lid 5 jo. lid 4 BW te geschieden aan de hand van het recht van de staat op welks grondgebied die roerende zaken zich bevonden op het tijdstip van de op eigendomsoverdracht gerichte rechtshandeling. Daarbij is niet van belang door welk recht de koopovereenkomst met betrekking tot die roerende zaken wordt beheerst of welk recht van toepassing is op de verbintenissen tussen de vertegenwoordiger en de vertegenwoordigde. Lees meer…

Bewijsaanbod in hoger beroep door verwijzing naar stellingen eerste aanleg

Bewijsaanbod in hoger beroep door verwijzing naar stellingen eerste aanleg

HR 9 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2047

Indien in hoger beroep een bewijsaanbod wordt gedaan in de vorm van een verwijzing naar het in eerste aanleg gestelde, kan de omstandigheid dat dit bewijsaanbod op zichzelf gelezen niet van een nadere toelichting is voorzien, niet tot de conclusie leiden dat het bewijsaanbod om die reden dient te worden gepasseerd. Van belang is of de in eerste aanleg op het bewijsaanbod gegeven toelichting, waarnaar in hoger beroep wordt verwezen, voldoende is. Lees meer…

Effectenlease: volledige schadevergoeding bij beleggingsadvies door tussenpersoon zonder vergunning

Effectenlease: volledige schadevergoeding bij beleggingsadvies door tussenpersoon zonder vergunning

HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015

(1) Op grond van art. 7 lid 1 Wte 1995 dient de cliëntenremisier die zich niet beperkt tot het aanbrengen van een potentiële belegger bij een beleggings- of effecteninstelling, maar hem tevens beleggingsadvies geeft, over een vergunning te beschikken. (2) De eigen schuldregel voor effectenlease (1 staat tot 2) lijdt uitzondering en de vergoedingsplicht van de aanbieder blijft geheel in stand, indien de cliëntenremisier zonder vergunning tevens beleggingsadvies heeft verstrekt en de aanbieder dit weet of behoort te weten. Dit geldt ook indien de mogelijke financiële gevolgen geen onaanvaardbaar zware last voor de afnemer vormden. Lees meer…

Beëindiging ouderlijk gezag na ots en uithuisplaatsing, aanvaardbaar te achten termijn, art. 81 RO

Beëindiging ouderlijk gezag na ots en uithuisplaatsing, aanvaardbaar te achten termijn, art. 81 RO

HR 9 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2046

Dit – met art. 81 RO verworpen – cassatieberoep is de eerste cassatieprocedure over de “aanvaardbaar te achten termijn” in art. 1:266, eerste lid, aanhef en onder a, BW, zoals dit artikel per 1 januari 2015 (inwerkingtreding van de Wet tot herziening van de maatregelen van kinderbescherming) luidt. Centraal staat de vraag hoe die termijn moet worden beoordeeld. In deze bijdrage wordt gewezen op twee belangwekkende elementen uit de conclusie van Advocaat-Generaal Keus. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl